VERTROUWELIJK
11
VERSLAG van de Duinwaterleiding van ’s-Gravenhage
over het jaar 1943.
1935.
1937.
1938.
1939.
1940.
1941.
1942.
1943.
1931.
1933.
1935.
100,—
100,—
100,-
100,—
100,—
100, -
100,—
100,—
100,—
175
40
109
9
224
I. BEHEER EN REGELINGEN.
Hieromtrent vallen geen bijzondere opmerkingen
te maken. Krachtens Verordening no. 152/1941 van
den Rijkscommissaris voor het bezette Nederland-
sche gebied bleef het Bedrijf beheerd door den
Burgemeester.
Prijs
per m3.
27,85
8,60
22,85
32,68
8,02
Leveringsvoorwaarden.
In de leveringsvoorwaarden werden geen wijzi
gingen gebracht.
Het gebruikelijke overzicht, verhoudingsgewijs,
van de aangesloten perceelen in de verschillende
tariefsklassen geeft het volgende beeld:
25,94
9,64
16,12
37,91
10,39
28,35
10,61
16,62
36,08
8,34
23,98
9,17
15,99
39,74
11,12
26,84
9,96
16,19
37,26
9,75
21,85
8,81
16,74
41,25
11,35
24,97
9,54
16,27
38,52
10,70
29,54
9,01
25,78
27,66
8,01
32,65
9,62
22,01
25,44
10,28
31,98
9,78
25,06
24,40
8,78
f 0,30
0,25
0,20
0,15
0,10
Werklieden:
a. in vasten dienst
b. in tijdelijken dienst (waaronder 11
minder-validen)
c. in lossen dienst
d. reservisten
e. jeugdige werklieden
Aangesloten perceelen in de verschillende tariefsklassen op het
einde van het jaar, in percenten van het totaal.
Neerslag.
In het jaar 1943 werd in den regenmeter, die
nabij het Pompstation is opgesteld, een hoeveel
heid van 616,8 mm neerslag gemeten. Het gemid
delde van de jaarlüksche regenhoeveelheid heeft
over de laatste 37 jaren 728,4 mm bedragen. De
hoeveelheid neerslag gedurende 1943 was derhalve
15,3 beneden dat gemiddelde.
In de achtereenvolgende kalenderkwartalen be
droeg de neerslag respectievelijk 130,2, 171,2, 133,0
en 182,4 mm. Ten opzichte van het gemiddelde
waren het eerste, derde en vierde kwartaal te
droog en was het tweede kwartaal te nat. De
Maand Maart, welke uitzonderlijk droog was, gaf
slechts 9,8 mm neerslag, terwijl in de betrekkeljjk
natte maand November 123,1 mm neerslag is ge
vallen. De grootste hoeveelheid regen, die in één
II. PERSONEEL.
Het personeel bjj de Duinwaterleiding was op
31 December als volgt samengesteld:
Ambtenaren:
a. in vasten dienst
b. in tijdelijken dienst (waaronder 15 reserve
meteropnemers voor het tijdvak van op
nemen 15 December 194324 Jan. 1944)
c. op arbeidscontract (waaronder 2 minder
validen)
33
14
4
25
185
Van het Bedrjjfspersoneel waren 19 personen in
Duitschland te werk gesteld en 5 in den Noord-
Oost-Polder, t. w. 4 ambtenaren en 20 werklieden.
III. TOESTAND DER WERKEN.
a. Waterwingebied.
24,88
9,51
16,47
38,46
10,68
100,— 100,—
etmaal en wel dat van 2 Januari, werd opgevan
gen, bedroeg 19,5 mm.
Grondwaterstanden (phreatisch vlak).
De geringe hoeveelheid neerslag had tot gevolg,
dat de stand van het bovengrondwater vrij sterk
daalde. De vrij hooge neerslag van de maand
November gaf wel weer eenig herstel, doch de
gemiddelde stand van het bovengrondwater, ge
meten in de daarvoor in aanmerking komende 48
peilputten, was op 1 Januari 1944 34,2 cm lager
dan op 1 Januari 1943. Over het jaar 1942 was een
stijging van 14,6 cm waargenomen.
Ligging van de zoutgrens.
De ligging van de zoutgrens, welke de beneden-
begrenzing van den zoetwatervoorraad vormt,
werd door het onderzoeken van het water uit de
waarnemingsposten (diepe boringen) geregeld
waargenomen. Door de toenemende onttrekking
van water uit diepere lagen, die in verband met
de voortdurende overbelasting van het wingebied
moest plaats hebben, moet een stijging van de
zoutgrens worden verwacht. Deze blijkt echter zeer
geleidelijk te geschieden. Ter plaatse van het be
gin van de westelijke hoofdader, waar de drainee-
rende werking van deze ader was opgeheven, ge
lijk in het vorige jaarverslag werd vermeld, werd
een daling van de zoutgrens waargenomen.
Onderzoek van het ruwe water.
Het water van de ondiepe putten van de weste
lijke hoofdader en van de sprangen H en I en dat,
geleverd door de overige sprangen, werd twee
maal op chloorgehalte onderzocht. Dat onderzoek
gaf in vergelijking met de uitkomsten van vroe
gere jaren geen nieuwe gezichtspunten. Het door
de diepe putten geleverde water werd verschei
dene malen chemisch onderzocht.
Behalve bovengenoemde onderzoekingen werden
door het laboratorium verschillende incidenteele
onderzoekingen van het water uit de winnings-
middelen verricht.
Winning uit diepere lagen.
De pompinstallaties „Bierlap” en „Kijfhoek”