R 2 VERSLAG VAN DEN GEM. GENEESKUNDIGEN EN GEZONDHEIDSDIENST. Bominslagen enz. Bij verscheidene bominslagen en rampen door zg. V-wapens der bezetters veroorzaakt, werd door den Luchtbeschermingsdienst van den G.G. en G.D. hulp verleend, waarvan de omvangrjjkste was die van 11 April (bombardement van het gebouw „Kleykamp” aan den Schevenlngscheweg, waarin het belangrijke Centraal Bevolkingsregister was gevestigd). Bij deze hulpverleening was ook weer de vanouds bekende postauto met helpers aanwe zig. Voor de vlotte wijze van actie werd den Di recteur van het Postkantoor dezerzijds dank ge bracht. K Naar aanleiding van deze ramp werd den direc teur van den Gem. Crisis- en Distributiedienst ge wezen op het feit, dat verplegers, die op groeten afstand van den Dienst wonen, zich bij luchtalarni slechts dan spoedig op den Centralen Post kunnen vervoegen, indien zij over rijwielen met goede banden beschikken. In het belang eener goede hulpverleening bij luchtaanvallen werd dezen dan ook verzocht verplegers en verpleegsters van den G.G. en G.D. bij aanvrage ten spoedigste van rij wielbanden te voorzien. Voor het verschaffen van schoenen aan leden van personeel, wier schoeisel sterk beschadigd was bij hulpverleening bij een bombardement werd door den Gem. Crisis- en Distributiedienst vlotte mede werking verleend. toelaatbaar werd geacht, werd tenslotte de mee- ning van den Commissaris hieromtrent gevraagd. Daar hij het dezerzijdsche standpunt volkomen deelde, werd hem verzocht, een rondschrijven aan de ziekenfondsen hieromtrent te richten. Zulks ge schiedde; een en ander werd opgenomen in het rondschrijven aan de Algemeens Ziekenfondsen van 31 Juli 1944, No. 11643, IVde Afd. Plaatsgebrek in ziekenhuizen en verpleeghuizen. Het plaatsgebrek in de ziekenhuizen was dit jaar nijpend. Niet alleen door te weinig plaats ruimte, doch vooral ook, doordat het verplegend personeel in aantal te gering werd om aan eenige uitbreiding te denken. In het bijzonder voor de tuberculoselijders was dit gebrek aan plaatsen zeer bedroevend, daar hierdoor het infectiegevaar voor de kinderen in slecht behuisde gezinnen sterk toenam. Op ver zoek dezerzijds stelde de directeur van het Con sultatiebureau een onderzoek in, hoe bjj ernstige patiënten de verpleging (wijkverpleegsters) was geregeld, opdat hierdoor weer een richtlijn meer voor de opneming aanwezig zou zijn. Met de geneesheeren-directeuren van de zieken huizen was reeds nagegaan, welke maatregelen hunnerzijds met betrekking tot de opnemingsmo- gelijkheden waren genomen of nog genomen kon den worden en daarbij was gebleken, dat zij reeds zelf al het mogelijke gedaan hadden, om aan den ongunstigen toestand een eind te maken. Duidelijk bleek ook, hoe belemmerend het werkte, dat er in de Gemeente een groot tekort aan ruimte in ver pleeghuizen bestond, waardoor verschillende pa tiënten, die ziekenhuisverpleging niet of niet meer noodig hadden, noodgedwongen een ziekenhuisbed innamen. Hoeveel moeite ziekenhuisdirecteuren zieh heb ben getroost, wil ik slechts met gegevens van twee ziekenhuizen aantoonen. Ondanks alle moeilijk heden om personeel (zoowel verplegend als huis houdelijk) te krijgen en in dienst te houden, steeg in het Juliana Kinderziekenhuis het aantal ver- pleegdagen van 56 000 in 1939 tot 66 000 in 1941, na 74 000 in 1942 tot 86 000 in 1943. Dat dit aantal niet nog meer kon worden opgevoerd, lag uitsluitend aan het gebrek aan verpleegsters en dienstmeisjes. Het ziekenhuis Westeinde, dat na voltooiing be rekend is op 600 bedden, herbergde in Maart 1944, terwijl de derde bouwperiode van overheids wege was stilgelegd, reeds meer dan 700 patiënten! Terwijl de gemiddelde verpleegduur per patiënt in 1941 nog 28,3 dagen bedroeg, was dit voor 1943 27,1, waarbij bedacht moet worden, dat de langdurige diphtherieverpleging een buitengewoon ongunstige factor voor dit cijfer is geweest. Ten aanzien van de Gemeenteziekenhuizen deelde de geneesheer-directeur nu en dan mede, dat hij aan de grens van het medisch toelaatbare was ge komen. Over en weer controleerden wij elkaar, of er geen patiënten in ziekenhuizen kwamen, die er nog wel buiten hadden kunnen blijven. De sociale omstandigheden waren dan vaak een factor, waar door veel roet in het eten werd gegooid. Tenslotte belegde de geneeskundig-inspeeteur een vergadering met ondergeteekende, geneeskun dige directies van ziekenhuizen, vertegenwoordi gers van de huisartsen en specialisten en met de gemeenteartsen uit de omgeving van ’s-Graven- hage, waarbij de noodzakelijkheid van een zeer sterke beperking van de opneming in ziekenhuizen tot uiting kwam. Aan de huisartsen en specialisten werd daarna een schrijven gezonden, onderteekend door den geneeskundig-inspeeteur, den directeur G.G. en G.D., den voorzitter der huisartsen en den voor zitter der specialisten, waarin werd meegedeeld, dat in onderling overleg bepaald was, zoowel voor de Gemeente- en ziekenfondspatiënten als voor de klassepatiënten (zelf betalende patiënten), dat de G.G. en G.D. zou beoordeelen, welke patiënten zouden mogen worden opgenomen. Het reeds zeer sterk uitgebreid contrölewerk van de artsen van den G.G. en G-D. werd hierdoor nog eens vermeerderd. Bij minder vervoersgelegenheid werd de huiscontróle sterk verhoogd. Het lag in het voornemen om, met het oog op mogelijke gebeurtenissen, 50 pCt. verpleegruimte beschikbaar te hebben. Hiervan is, wegens het enorme tekort aan bedden, niet veel terecht ge komen. Éi'- Voeding van het personeel. Daar verpleegsters in ziekenhuizen wel een toe slag voor levensmiddelen ontvingen, doch de verplegers en chauffeurs-ziekendragers deze toe slagen niet toegewezen kregen, stelde de Dienst zich eind 1943 in verbinding met het Eijksburean voor de Voedselvoorziening in Oorlogstijd, waar bij op het zware transportwerk en het infectiege vaar werd gewezen en de noodzakelijkheid van toeslagen werd betoogd. Hierop werd geantwoord, dat de verplegers in de toekenning van de extra

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1944 | | pagina 345