16 VERSLAG VAN DEN GEM. GENEESKUNDIGEN EN GEZONDHEIDSDIENST Gezinsverpleging. Van de onder toezicht staande nazorgpatiënten werden er 2 950 (2 530) in het eigen gezin en 391 (489) bij vreemden verzorgd, waartoe van 63 (68) pleeggezinnen gebruik werd gemaakt. Bij het begin van het verslagjaar waren 286 (261) patiënten in gezinsverpleging; in den loop van het jaar werden 105 (227) nieuwe patiënten geplaatst en 113 (202) afgevoerd, zoodat op het einde van het verslagjaar nog 278 (286) patiënten in gezinsverpleging waren. Er verhuisden 26 (47) patiënten. In totaal waren er bij de gezinsverpleging dus 244 (476) mutaties onder de patiënten. Er werden 1 349 (961) contröle- bezoeken gebracht door artsen en maatschappelijke werksters aan de pleeggezinnen. stand. Speciaal werd daarbij op den voedingstoe- stand gelet. De steeds toenemende voedselnood, waartegen zeer weinig te doen viel, werd aan het einde van het jaar een punt van voortdurend grooter zorg. Daarnaast werden alle nieuw geplaatste pa tiënten op het Consultatiebureau van de Vereeni- ging tot Bestrijding der Tuberculose onderzocht, terwijl de ouderen daar onder periodieke controle stonden. Nazorg voor geesteszieken. Met de 1496 (1551) geesteszieken onder de bo vengenoemde 3 331 (3019) nazorgpupillen wordt het contact onderhouden op spreekuren van den psy chiater en van de- zusters voor maatschappelijk werk in een speciaal nazorgconsultatiebureau, als mede door huisbezoek. Op de spreekuren van den psychiater werden 2 442 (2 206) voor- en nazorgconsulten verleend. De spreekuren van de zusters werden door 2300 (2108) patiënten bezocht. De artsen en zusters brachten 2 306 (2 462) huis bezoeken aan nazorgpatiënten. De zusters legden 997 (879) controlebezoeken aan pleeggezinnen af; zij bezochten 205 (147) maal de werkinrichtingen, 46 (58) maal diverse bureaux voor sociale zorg en verrichtten 25 (73) onderzoekingen voor het uit brengen van een sociaal rapport, allee ten behoe ve van de nazorgpatiënten. Ter voorbereiding van het ontslag van patiënten uit klinieken en ge stichten, brachten zij 119 (168) bezoeken aan di verse ziekeninrichtingen, terwijl zij zich 145 (245) maal belastten met het transport van patiënten, meestal uit ziekeninrichtingen naar nieuwe na- zorgadressen in de stad, minder vaak naar in richtingen voor maatschappelijk ongeschikten bui ten de Gemeente. Naast de bevordering van de arbeidstherapie werd ook dit jaar in samenwerking met het Gewes telijk Arbeidsbureau, afdeeling „Bijzondere Be middeling” en daarnaast ook door rechtstreeksche bemiddeling van de zusters voor maatschappelijk werk, zooveel mogelijk getracht om normaal be taalden passenden arbeid in de vrije maatschappij voor de herstelde patiënten te vinden. T.a.v. de bemiddeling van het Gewestelijk Arbeidsbureau kunnen geen cijfers worden gegeven. De zusters slaagden met haar bemiddelingswerk in 65 (60) gevallen (31 (28) mannen en 34 (32) vrouwen). De arbeidsbemiddeling is van minder beteekenis ge worden dan zij voorheen was, doordat ten gevolge van de tijdsomstandigheden, die een zeer sterke vraag naar arbeidskrachten meebrachten, ook de nazorgpupillen gemakkelijk op eigen kracht werk konden vinden. Arbeidstherapie. In arbeidstherapie werden door bemiddeling van de ’s-Gravenhaagsche Vereeniging „Dr. Schroe der van der Kolk” 371 (405) pupillen te werk ge steld en wel 154 (198) in de nazorgwerkinrichtin- gen voor volwassenen (88 (100) mannen en 66 (98) vrouwen), 77 (75) in de nazorgwerkinrichtingen voor kinderen (45 (49) jongens en 32 (26) meisjes) en bovendien 7 (16) mannen bij den Dienst der Gemeenteplantsoenen, 75 (56) patiënten bij de „Stichting Eosenburg” en tenslotte 58 (60) jongens in de land- en tuinbouwgroep. Deze arbeidsgroep, die vroeger werkte op den tuin aan den Leyweg van de Stichting School- en Kindertuinen, werd in November 1943 overgeno men door den tjjdelijken Gemeentelijken Dienst voor de Teelt van Voedingsgewassen. Ingaande 1 Januari 1944 werden de jongens in drie groepen verdeeld en elk onder leiding van een vasten voorman, denzelfde, die hun ook reeds op den werktnin leiding gaf, te werk gesteld. Zij' verricht ten eenvoudig graaf- en spitwerk op de diverse terreinen in de stad en de omgeving, die voor de teelt van voedingsgewassen in gebruik waren ge nomen. Zij konden hiermee een weekloon verdie nen, waarvan de grootte afhankelijk was van den verrichten arbeid. Op 1 Januari 1944 waren in arbeidstherapie werk zaam 240 (228) patiënten. Er werden 131 (177) nieuwe patiënten geplaatst, 171 (156) werden afge voerd, zoodat op 31 December 1944 nog 200 (240) patiënten op deee wijze dagelijksche bezigheid vonden. Door den psychiater van den Dienst, die als ad- viseerend psychiater van genoemde vereeniging fungeert, werden deze patiënten geregeld gecon troleerd, niet alleen in psychisch opzicht, doch ook, meer dan voorheen, op hun somatischen toe- Reclasseering. Mede onder de totale cijfers zijn begrepen 24 (28) geestesgestoorde personen, door de politie en de justitie aan den nazorgdienst toevertrouwd, waar van 10 (13) rechtstreeks en 14 (15) door verschil lende reclasseeringsvereenigingen (w.o. 5 (3) van wege de „Centrale Vereeniging ter behartiging van de maatschappelijke belangen van zenuw- en zielszieken te Amsterdam). Op 1 Januari 1944 stonden als .justitlepatiënten” familie, artsen of overheidsinstanties. Van de 3 331 (3019) patiënten, waarover de be moeiingen liepen, waren 2 077 (1768) mannen en 1 254 (1241) vrouwen. Hiervan waren gehuwd 811 (696), ongehuwd 2 421 (2195), in weduwstaat 72 (88) en gescheiden 37 (40). Van de ingeschreven nazorgpupillen traden 5 (7) in het huwelijk, terwijl 7 (12) huwelijken door echtscheiding ontbonden werden. Er werden 18 (16) kinderen geboren uit nazorg patiënten.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1944 | | pagina 359