11
VERSLAG van de Duinwaterleiding van 's-Gravenhage
over het jaar 1945.
I. BEHEER EN REGELINGEN
K. F. L. Tiemens, die, na belangrijke ondergrond-
sche activiteit, werd gearresteerd en op 7 Maart
1945 werd gefusilleerd;
Ph. de Beer, die als Jood naar Duitschland
werd gevoerd en aldaar vermoedelijk in een con
centratiekamp is vermoord;
A. J, Gruiters, die bij een bombardement op
Scheveningen op 22 Maart 1945 omkwam.
Commissie van Bijstand.
Krachtens Verordening No. 152/1941 van den
Rjjkscommissaris voor het bezette Nederlandsche
gebied werd het beheer van het Bedrijf van 1 Sep
tember 1941 af waargenomen door den Burgemees
ter en bleven met ingang van 4 September 1941 de
werkzaamheden van de Commissie van Bijstand
rusten. Deze Commissie bestond toen uit mevrouw
N. C. Boumavan Strieland en de heren J. F.
van Bijsterveld, A. Folmer en Ir. J. Lely. Als
voorzitter fungeerde de Wethouder voor de Ge
meentebedrijven, de heer Mr. Dr. S. de Vries Czn.,
terwijl de heer Mr. Dr. J. H. Labberton de func
tie van secretaris vervulde.
Met ingang van 6 Mei trad het door den bezetter
ontslagen College van Burgemeester en Wethou
ders weer in functie met den heer Mr. Dr. S. de
Vries Czn.. als Wethouder voor de Bedrijven.
Deze werd met ingang van 19 November 1945
opgevolgd door den heer Dr. B. v. d. Tempel, die
bij Raadsbesluit van 19 November 1945 tot Wet-
houder werd benoemd.
In de vergadering van den Gemeenteraad op 3
December d.a.v. werd de Commissie van Bijstand
voor de Duinwaterleiding gekozen, bestaande uit
de heeren Mr. P. A. Blaisse, A. Folmer, A. C. Toet
en J. J. Visser. Als voorzitter fungeerde de hfeer
Dr. B. v. d. Tempel, terwijl de heer Mr. W. F. K.
Cost Budde de functie van secretaris vervulde.
Het jaar 1945 begon onder voor Bedrijf en per
soneel zeer moeilijke omstandigheden. De inrich
ting van het Pompstation gaf het Bedrijf de tech
nische mogelijkheden om, als het eenige onder de
Gemeentebedrijven, de aflevering van zijn product
aan de bevolking zonder onderbreking voort te
zetten. De moeilijkheden, die daarbij moesten wor
den overwonnen, konden alleen worden opgelost
door de voortdurende toewijding van een groot
deel van het personeel, dat, ondanks verzwakking
door honger en ziekte, tot het uiterste op zijn
post is gebleven. Voor de betoonde plichtsvervul
ling komt aan die ambtenaren en werklieden
ongetwijfeld de dank van de gemeentenaren toe.
Hoewel niet geheel vallend binnen het kader
van het verslag over 1945 wordt het hier de plaats
geacht de personeelsleden te gedenken, die ten
gevolge van oorlog en bezetting het leven lieten,
te weten:
R. van Veen, die op 10 Mei 1940 op het vliegveld
Ypenburg is gesneuveld;
C, J, Huijzer, die bij de hulpverleening door het
Roöde Kruis aan Walcheren op 12 October 1944 om
het leven kwam;
D. van Gorsel, die bij het bombardement van
het Bezuidenhoutkwartier op 3 Maart 1945 het
leven liet;
Gevolgen van de oorlogsomstandigheden.
In dit verslag wordt onder veTschillende hoof
den gewezen op de ernstige gevolgen van oorlog
en bezetting. De belangrijkste kunnen in drie
groepen worden samengevat, nl. de personeels-
moeilijkheden, de directe schade aan eigendommen
en de bezwaren van energie-,en materiaalvoor
ziening.
De personeelsmoeilijkheden werden vooral aan het
einde van 1944 en in de eerste maanden van 1945
steeds grooter. De razzia’s op jonge mannen hadden
tot gevolg, dat vele personeelsleden van de bedreigde
leeftijden herhaaldelijk een veilig heenkomen moes
ten zoeken, zoodat verscheidene afdeelingen van
het Bedrijf geregeld met een onderbezetting moes
ten werken. Zij, die niet aan den greep van de
Duitschers wisten te ontsnappen, waren gelukkig
slechts gering in aantal en keerden na de bevrij-
ding allen behouden terug. De hongersnood maakte
den toestand echter veel ernstiger. Eenerzjjds
waren velen lichamelijk niet meer in staat om op
hun werk te komen, anderzijds verminderde het
arbeidsvermogen van de overgeblevenen in een
dergelijke mate, dat de werktijden drastisch moes
ten worden verkort, zoodat op alle afdeelingen
een toenemende achterstand ontstond.
De directe schade aan eigendommen, die in de
desbetreffende onderdeelen van dit verslag nader
is omschreven, bestond uit de schade aan de be
plantingen c.a. in het wingebied en aan de ge
bouwde eigendommen aldaar, de schade aan het
gebouw aan de Doornstraat en aan het leidingnet
c.a., in het bijzonder door neergestorte V2-projee-
tielen en door het bombardement op 3 Maart 1945.
Vele noodzakelijke vernieuwingen en herstellin
gen moesten achterwege blijven. De voorziening
van het Pompstation van electrische energie werd
na 24 Maart 1945 onvolledig en viel na 10 April
1945 vrijwel geheel uit. Totdat, na de bevrjjding, op
19 Mei 1945 de eleetriciteitslevering werd hervat,
vond de waterlevering plaats met de twee oude
stoompompen. Deze pompen, waarvan het ge
zamenlijke vermogen ruim 1200 m3/h bedraagt,
waren vrijwel het geheele etmaal in dienst en
leverden met de sporadisch gebruikte electrische
pompen per dag gemiddeld 23 500 m3. Deze hoe
veelheid bedraagt ongeveer 70 pCt. van het op
dat tijdstip normaal te verwachten gebruik. Door
dat de bevolking niet voldeed aan het verzoek
om eenige zuinigheid te betrachten met het drink
water, kon gedurende het geheele etmaal geen