5 HOOFDSTUK 1. c. van HET BESTUUR. Gedurende het tijdvak van 1 Januari tot 5 Mei 1945 werd, op grond van art. 3 der Verordening 152/1941 van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied, de taak van den Gemeente raad en van het College van Burgemeester en Wet houders waargenomen door den Burgemeester. Van 6 Mei tot en met 18 November 1945 werden, op grond van artikel 5, 1ste lid, van het Besluit Tijdelijke Voorziening Bestuur Provinciën en Ge meenten (Koninklijk Besluit van 5 September 1944, Stbld. no. E 86), de bevoegdheden van den Gemeen teraad uitgeoefend door Burgemeester en Wet houders. Op 19 November trad de tjjdeljjke Gemeenteraad op met beperkte bevoegdheid, terwijl, op grond van artikel 15, 2de lid van het Besluit Tijdelijke Voorziening Gemeenteraden (Koninklijk Besluit van 12 April 1945, Stbl. no. F 45), de niet aan den tjjdeUjken Gemeenteraad toegekende bevoegdheden werden uitgeoefend door Burgemeester en Wet houders. Burgemeester, Wethouders. Burgemeester was van 1 Januari tot Maart 1945 de indertijd door de Duitsche bezettingsmacht be noemde Prof. Mr. Dr. H. Westra. In verband met ziekte van Prof. Westra trad van Maart 1945 tot 5 Mei 1945 als plaatsvervangend Burgemeester op: H. L. van Maasdijk. Met ingang van 6 Mei 1945 trad wederom als Burgemeester in functie de met ingang van 1 Juli 1940 door de Duitsche bezettingsmacht ontslagen Burgemeester Mr. S. J. R, de Monchy. Wethouders waren van 1 Januari tot 5 Mei 1945: Mr. G. L. A. van Dijk, Dr. W. F. de Groot, Ir. O. E. ridder van Rappard, W. Boelens, arts. Ter ver vanging van P. Kuiper was Dre. W. F. Leeuwen van 19 Februari tot 5 Mei 1945 tijdelijk Wethouder. Wethouder Mr. G. L. A. van Dijk trad op als waarnemend Burgemeester; de Wethouders zijn overigens genoemd in de volgorde, waarin zij werden geroepen om als algemeen vertegenwoor diger van den Burgemeester op te treden. Al deze personen waren van nationaal-socialis- tische gezindheid. Het arbeidsgebied van de genoemde Wethouders, door den Burgemeester vastgeeteld op 24 Februari 1943, was als volgt. a. De Wethouder voor de Financiën, waarnemend Burgemeester, Mr. G. L. A. van Dijk: de Ge meentebelastingen, het kantoor van den Ge meenteontvanger, de Gemeentelijke Accoun tantsdienst, de Gemeentelijke Hypotheekbank, de Gemeentelijke fondsen, het Gemeentelijk Gasbedrijf, het Gemeentelijk Electriciteits-Be- drijf, de Duinwaterleiding, de N.V. Gemengd Bedrijf „Haagsche Tramweg-Maatschappü” en de vennootschappen, stichtingen en dergelijke, waarbij de Gemeente financieel is betrokken, voor zoover deze niet behooren tot het arbeids gebied van een anderen wethouder; b. De Wethouder voor het Onderwijs, Dr. W. F. de Groot: de onderwijsinrichtingen, het Museum voor het Onderwijs, het Onderwijsfonds voor Zieke Kinderen, de School- en Kindertuinen, de Stichting „Haagsche Sport- en Speelterreinen” en het Boekenfonds voor het middelbaar en voorbereidend hooger onderwijs; De Wethouder voor de Openbare Werken, Ir. O. E. ridder van Rappard: de Gemeentewerken, het Gemeentelijk Bouw- en Woningtoezicht, de Dienst der Stadsontwikkeling en Volkshuisves ting, de Dienst der Gemeenteplantsoenen en de Gemeentelijke Reinigingsdienst; d. De Wethouder voor de Volksgezondheid, W. Boelens: de Gemeenteziekenhuizen, de Gemeen telijke Verzorgingshuizen, de Gemeentelijke Ge neeskundige en Gezondheidsdienst, de Gemeente- apotheek, de Keuringsdienst van Waren, de Stichting „Centraal Badbeheer”, de Algemeene begraafplaatsen, de „Krankenkasse” en het Openbaar Slachthuis; e. De Wethouder voor de Sociale Zaken, tijdelijk Drs. W. F. van Leeuwen: de Gemeentelijke Dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoon, het Sociaal Bureau voor in het buitenland geplaats ten, de Gemeentelijke Jeugddienst, de Gemeen telijke blindenzorg, de Centrale Keukens, de tjjdeljjke Gemeentelijke Dienst voor de Teelt van Voedingsgewassen1), de Gemeentelijke Dienst voor Haven- en Marktwezen, de Gemeentelijke Leen- en Voorschotbank, de Stichting „Centraal Woningbeheer”, de afwikkeling der zaken be treffende de voormalige Gemeentelijke Vakcur sussen voor- Werkloozen en de Gemeentelijke Schoeiseldienst. Van 6 Mei 1945 tot het optreden van den tijde- lijken Gemeenteraad op 19 November 1945 waren Wethouders de in den Duitschen bezettingstijd af getreden of ontslagen heren: Prof. Ir. C. L. van der Bilt, M. Vrijenhoek, Mr. Dr. S. de Vries Czn., L. Buurman, Ir. L. J. M. Feber. Het arbeidsgebied van de Wethouders is op 1 Juni 1945 door Burgemeester en Wethouders vast gesteld als volgt. a. De Wethouder voor het Onderwijs, Prof. Ir. C. L. van der Bilt: het Onderwijs, de Stichting „Haagsche Sport- en Speelterreinen” en de Ko ninklijke Schouwburg; b. De Wethouder voor de Stadsontwikkeling en de Volkshuisvesting, M. Vrijenhoek: de Stadsont wikkeling en de Volkshuisvesting, het Bouw- en Woningtoezicht, de Gemeenteplantsoenen, het Haven- en Marktwezen en de Wederopbouw; c. De Wethouder voor de Bedrijven, Mr. Dr. S. de Vries Czn.: het Gemeentelijk Gasbedrijf, het Ge meentelijk Electriciteits-Bedrjjf, de Duinwater leiding, het Openbaar Slachthuis, de Gemeente lijke Reinigingsdienst, de Gemeentelijke Leen- en Voorschotbank, N.V. Gemengd Bedrijf „Ilaag- sche Tramweg-Maatschappij” en de Stichting „Centraal Badbeheer”; d. De Wethouder voor Sociale Zaken, L. Buurman: de personeelsaangelegenheden, de Gemeentelijke Dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoon, de Openbare Gezondheid en de Werkloosheidsver zekering; e. De Wethouder voor de Financiën, Ir. L. J. M. Feber: de financiën en de Gemeentelijke Hypo theekbank. Door den tüdelijken Gemeenteraad, op 19 Novem ber 1945 in functie getreden, werden in zjjn zitting van dien datum tot Wethouders gekozen de heren: Ir. L. J. M. Feber, Th. M. Dresmé, Mr. H. J. Smidt, C. H. P. W. van den Oever, Dr. B. van den Tempel, die als zoodanig van denzelfden datum af i) Abusievelijk in het verslag over 1944 opgenomen onder do" Wethouder voor de Openbare Werken.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1945 | | pagina 10