6 1 1 I I van -Si i I aan het raadslidmaatschap gestelde vereischten en die bovendien geacht konden worden het vertrou wen van de bevolking tijdens de vijandelijke be zetting te hebben behouden of verkregen. Bij het opstellen van de aanbeveling moest de Burgemeester zich doen voorlichten door een door hem aan te wijzen commissie van ten minste drie vertrouwensmannen uit de inwoners der gemeente. In deze commissie werden alhier benoemd: Dr. J. P. Chr. de Boer, A. van Velsen en A. J. Th. van der Vlugt. Ten behoeve van de samenstelling van de aan den Commissaris der Koningin in te dienen aan beveling, heeft de Burgemeester de politieke par tijen, welke laatstelijk in den Gemeenteraad ver tegenwoordigd waren, met uitzondering van de met de Nationaal-Soeialistische Beweging ver wante partij „Volk in Nood”, de gelegenheid ge geven om tweemaal zooveel leden op te geven als zij leden in den Gemeenteraad telden, met een reserve van een vierde daarboven. De Anti-Revolutionaire Partij bleek niet bereid een opgave in te zenden. In de voor haar bestemde plaatsen zijn personen benoemd, die geacht konden worden de geestesrichting dezer partij ten naaste bjj te vertegenwoordigen. In het onderstaande overzicht zijn ze kortheidshalve als A.R. aangeduid. De politieke samenstelling van het kiescollege, zooals dit door den Commissaris der Koningin werd benoemd, was als volgt. Vrije Lijst 46; Sociaal Democratische Arbeiders partij 32; Roomsch-Katholieke Staats-Partjj 21; A.R. 10; Christelijk-Historische Unie 8; Liberale Staats-Partjj 8; Vrijzinnig-Democratische Bond 6; Communistische Partij Nederland 4. Negen benoemde leden namen hun benoeming niet aan. Het kiescollege benoemde uit zijp midden bij schriftelijke stemming een voorzitter. Als zoodanig werd aangew'ezen de heer L. Neher. Ingevolge artikel 1 van de Uitvoeringsbeschik king van den Minister van Binnenlandsche Zaken, konden de leden van het kiescollege bij den Bur gemeester lijsten van candidaten indienen. Iedere opgave moest door ten minste drie leden onderteekend zijn, terwijl hetzelfde lid niet meer dan één opgave mocht onderteekenen. De officieele vaststelling van de candidatenlijst vond plaats in een voor de leden van het kies college toegankelijke zitting van den Burgemeester, welke werd gehouden op 22 October 1945 in de vergaderzaal van het gebouw der Tweede Kamer. Door de leden van het kiescollege waren 96 can didaten gesteld. Hiervan vielen er twee af, omdat zjj niet de voorgeschreven bewilligingsverklarin- gen inleverden. De candidatenlijst, waaruit de tijdelijke Raad ge kozen moest worden, telde dus 94 namen. De stemming ter verkiezing van de 45 leden van de Raad, waaraan 122 leden van het kiescollege deelnamen, vond plaats op 29 October 1945, even eens in voormelde vergaderzaal op het Binnenhof. Het stemmen geschiedde door op het stembiljet de candidaten te nummeren in de volgorde van voorkeur en wel door het cjjfer 1 te plaatsen in het stemvak vóór den naam van den candidaat, dien men in de eerste plaats gekozen wenschte to zien. Wenschte men de nummering voort te zetten, dan plaatste men in de stemvakken van die can didaten, die men in tweede, derde en volgende instantie verkozen wenste te zien, de cijfers 2, 3 enz. optraden. De Wethouders zjjn genoemd in de volg orde, waarin zij den Burgemeester vervangen. Het arbeidsgebied van de Wethouders is op 19 November 1945 door Burgemeester en Wethouders vastgesteld als volgt. a. Wethouder voor de Stadsontwikkeling en de Volkshuisvesting, het Bouw- en Woningtoezicht, de Gemeentewerken, de Gemeenteplantsoenen en den Wederopbouw; Ir. L. J. M. Feber; b. Wethouder voor de Financiën en de Gemeente lijke Hypotheekbank: Th. M. Dresmé; c. Wethouder voor het Onderwijs on de Stichting „Haagsche Sport- en Speelterreinen”: Mr. H. J. Smidt; d. Wethouder voor de personeelsaangelegenheden (behalve die van de Politie, de Brandweer en het Onderwijs), den Gemeentelijken Dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoon, de Statistiek en de Voorlichting, de openbare gezondheid, de sociale verzekering en sociale zorg: C. H. P. W. van den Oever; e. Wethouder voor het Gemeentelijk Gasbedrijf, het Gemeentelijk Eleetriciteits-Bedrijf, de Duin waterleiding, het Openbaar Slachthuis, het Ha ven- en Marktwezen, den Gemeentelijken Reini gingsdienst, de Gemeentelijke Leen- en Voor schotbank, de Haagsche Tramweg-Maatschappij en de Stichting „Centraal Badbeheer”: Dr. B. van den Tempel. Verkiezing tijdelijke Gemeenteraad. Bij Koninklijk Besluit van 12 April 1945, Stbl. no. F 45, houdende vaststelling van het Besluit Tijdelij ke Voorziening Gemeenteraden, gewijzigd en aange vuld bij K.B. van 28 Augustus 1945, Stbl. No. F 152, werden regelen gesteld voor de verkiezing van de tijdelijke gemeenteraden. Op grond van artikel 4 van dit Besluit, werden door den Minister van Binnenlandsche Zaken uit- voeringsvoorschriften gegeven in diens beschik king van 14 September 1945, Afd. B.B. No. 4541, waarbij de beschikking van 17 April 1915 werd ingetrokken. De tijdelijke raad der Gemeente bestond uit 45 leden. Tot lid konden alleen zij worden gekozen, die krachtens het „Besluit Bevolkingsboekhouding” in het bevolkingsregister der Gemeente waren of behoorden te zijn opgenomen en die Nederlander waren of door de Wet als Nederlandsch onderdaan waren erkend, de ouderdom van 23 jaren hadden vervuld, niet van de verkiesbaarheid waren ont zet, noch van de uitoefening van het kiesrecht waren uitgesloten krachtens het in artikel 3 der Kieswet bepaalde, met uitzondering van gerech telijke vrijheidsberooving en veroordeeling tot een vrijheidsstraf anders dan wegens bedelarij of land- looperjj of wegens een feit, waaruit openbare dronkenschap bleek. De leden konden te allen tijde hun ontslag nemen. In de vervulling van de door niet-aanneming de benoeming of anderszins opengevallen plaatsen werd niet voorzien. Op de leden waren van toepassing de artikelen 23 tot en met 26, 45, 51 tot 53 en 64 der Gemeentewet. De raadsleden werden gekozen door een kies college, dat driemaal het aantal te verkiezen raads leden, derhalve 135 leden, telde. De leden van het kiescollege werden benoemd door den Commissaris der Koningin, na kennis neming van een door den Burgemeester opge maakte aanbeveling uit hen, die voldeden aan de

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1945 | | pagina 11