yr 2 VERSLAG GEMEENTEPLANTSOENEN. ■S i Straatbeplantingen, Plantsoenterreinen, Wandel rijwiel- en ruiterpaden en Plantsoenbanken. Eerst in het verslag over 1946 kunnen juiste ge gevens worden verstrekt betreffende de lengte der straatbeplanting. de oppervlakte der plantsoenen, de lengte en oppervlakte der wandel-, rijwiel- en ruiterpaden en het aantal plantsoenbanken. Stormschade. In het afgeloopen jaar kwam stormschade niet voor. Brandschade. Behoudens eenige kleine brandjes was er geen brandschade. IX. HERSTEL. EN VERNIEUWINGS WERKZAAMHEDEN. Ondergeteekende nam reeds einde 1944 contact op met verschillende instanties, ten einde de door hem opgestelde plannen voor herstel en vernieu wing verder uit te werken. Dit geschiedde onder uiterst moeilijke omstandigheden. Eenige vertrouwde medewerkers, die volkomen op de hoogte waren van den toenmaligen stand van zaken in den Dienst, verleenden daarbij waardevolle hulp. In overleg met leden van het voormalige Ge meentebestuur o.w. de heeren Mr. S. J. R. de Monehy en M. Vrijenhoek, onderscheidenlijk Bur gemeester en Wethouder van ’s-Gravenhage, de Kamer van Koophandel en den gemachtigde voor den Wederopbouw in de provincie Zuidholland werd een tot in bijzonderheden uitgewerkt plan gereed gemaakt en met alle betreffende instanties uitvoerig besproken, ten einde onmiddellijk na het einde van den oorlog de zoo noodzakeUjke herstel en vernieuwingswerkzaamheden met kracht te kunnen aanvatten. Dank zij een volledige samen werking van den directeur en zijn medewerkers met hen, die voor het geheel verantwoordelijk waren, kwamen alle voorbereidende maatregelen, ook op financieel gebied, eind April 1945 gereed. Op 7 Mei 1945 nam ondergeteekende als directeur het beheer van den Dienst weer in handen, bijge staan door vier naaste medewerkers, van wie er twee samen met den directeur de leiding van den technischen dienst op zich namen, terwijl de twee andere medewerkers belast werden met de zorg voor de administratieve-, sociale- en commercieele aa ngelegenheden. Na acht weken was ca. 100 000 m3 vuil wegge werkt en de stad van een hinderlijke stank bevrijd. Alle pleinen waren toen voorloopig schoon. Talloozen werden voor productief werk bij den Dienst ingeschakeld, hetgeen van groot belang was ter voorkoming van ongeregeldheden. Aan vankelijk werd op 22 Mei 1945 met 1434 werk lieden begonnen aan den „wederopbouw” der Ge- meenteplantsoenen, welk aantal snel opliep, doch later geleidelijk weer verminderde, zoodat aan het einde van .het jaar rond 1 800 arbeiders werkzaam waren. Gemiddeld hadden rond 1900 werklieden gewerkt. De stad, die in een chaotischen toestand verkeerde, werd weer bewoonbaar gemaakt. Niettegenstaande de zorgelijke voedselpositie van het personeel werd er goed gewerkt. Allen gaven hun beste krachten en de leidinggevende ambte naren waren vervuld van enthousiasme. Intusschen werden talrijke prikkeldraadversper ringen opgeruimd en duizenden boompollen uit de straten en plantsoenen verwijderd. Het door bom scherven en granaatsplinters beschadigde hout werd gekapt en tot brandhout verwerkt. Ongeveer 6 000 000 kg gezaagd en gekloofd brandhout werd via den Distributiedienst aan zieken, ouden van dagen én jonge moeders verstrekt. Toen het Laakkwartier en de Spoorwijk nog van gaslevering waren verstoken, stelde de Dienst voor elk aldaar wonend gezin 50 kg brandhout be schikbaar. Groot waren de moeilijkheden met de voorzie ning van kleeding, schoeisel, voedsel en mate- Plantengroei. De winter van 1945 was vrij zacht. In Februari viel veel sneeuw; de vorst was matig. Na de be- vrijding werd het weer mogelijk om de planten op de kweekerjj aan den Kweekerijweg te verzorgen. Een aantal pelargoniums, dahlia’s, fuchsia’s e.d. had den oorlog overleefd. Zij konden als moeder planten dienen. De kweekerij was zeer vervuild en de boomen waren ongesnoeid gebleven. Met hulp van de afd. „Wederopbouw” werden de planten opnieuw verzorgd. Het hoog opgeschoten onkruid werd verwijderd en de ledige terreinen werden gespit. Mei en Juni gaven droog en warm' weer, zoodat het bloemzaad slechte resultaten gaf. Dit werkte het herstel van de bloembeplanting op de pleinen zeer tegen. Vni. WERKVERSCHAFFING EN WERK- VERRUIMING. Met verschaffing van werk aan minder-validen werd op kleine schaal voortgegaan. Na de bevrij- ding daalde het aantal te werk gestelden aan merkelijk, doordat velen in de maatschappij konden terugkeeren. Duitsche bezettingsmaatregelen en het gebrek aan personeel, vrijwel machteloos. Bovendien werden, wegens het uitvallen van den ophaaldienst der Gemeentereiniging, de plantsoe nen door het publiek als vuilnisstortplaatsen ge bruikt. Op 7 Mei 1945 waren vernield: 100 ha bosch-, 130 ha plein- en 130 ha parkbe- planting binnen en 30 ha parkbeplanting buiten de Gemeente en bovendien van de lengte der straatbeplantingen 240 km. Buiten de „vesting” bleef practisch alleen ge spaard hetgeen voor de Duitsche bezetting van belang was, terwijl binnen de zg. vesting het ge spaarde verhoudingsgewijze aanmerkelijk meer was. In Oost- en Westduinen waren versterkingen, bunkers en dergelijke aangebracht, waardoor ook daar aan de beplantingen zeer veel schade werd geleden. Voor nieuwe beplantingen zie hoofdstuk Herstel en vernieuwingswerkzaamheden.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1945 | | pagina 133