2 VERSLAG VAN HET GEM. ELECTRICITEITS BEDRIJF. verwezen waarvan voor wordt ern aan voor de capaciteit der aanwezige machines en ketels kwam geen verandering. Hier- verwezen naar het verslag over 1932. van had Rantsoeneering. Bij de hervatting van de stroomlevering particulieren in Juli werden de rantsoenen verlichting en ander huishoudelijk verbruik, als mede voor kookdoeleinden, door den Minister van Handel en Nijverheid vastgesteld en neergelegd in de Gas- en Electriciteitsrantsoeneeringsrege- Machines en ketels. In het aantal en een komende dat alle Samenwerking in de N.V. Electriciteitsbedrijf Zuid-Holland. Wat dit onderwerp betreft, wordt naar de Algemeene opmerkingen. ling 1945, welke als bijlage was gevoegd bij de Gas- en Electrieiteitsbeschikking 1945. Eind Octo ber werd door genoemden Minister het lichtram soen met circa 50 pCt. verhoogd. Voor industrieel verbruik werden de rantsoenen dooi- het Rijks kolenbureau voor iederen verbruiker afzonderlijk vastgesteld, voor ander verbruik dan het hier bovenbedoelde door het Electriciteitsbedrijf. vol geus door het Rjjkskolenbureau gegeven richt lijnen. Deze richtlijnen w’erden in den loop van het jaar bij verscheidene circulaires gewijzigd en aangevuld. Voor étalageverliehting mocht geen electriciteit worden verbruikt. Het verbruiksver- bod gold ook voor liften eu roltrappen, tenzij daarvan door het Rjjkskolenbureau dispensatie was verleend. Installaties. Het aantal installaties daalde van 126 721» op 31 December 1944 tot 124 233 op 31 December 1945. Kabelnet. Het bombardement van het Bezuidenhoutkwar- tier op 3 Maart 1945 had ook voor het G.E.B. stige gevolgen. De bominslag in de omgeving van het onder station Schenkkade beschadigde niet alleen groot aantal van de uit dit station kabels, maar had voorts tengevolge, ruiten werden ingedrukt en verscheidene deuren werden ontzet. De in het onderstation aanwezige apparatuur werd licht beschadigd. De brand in de Anna-van-Buerenstraat kon nog juist vóór de naast het onderstation gelegen dienstwoningen worden gestuit, zoodat zu voor het Bedrijf behouden bleven. Intusschen hadden de woningen door de ontploffingen in de om geving ernstig geleden. Belangrijk was echter ook de schade, die aan het kabelnet werd toegebracht. Door een voltref fer werden de zes kabels, die de eenige verbinding vormden tusschen de centrale en het 150-kV-trans lormatorenstation van het Electriciteitsbedrijf Zuid Holland (E.Z.H.) te Voorburg gestoord en buiten bedrijf gesteld. Voorts bleken drie van de acht II» (Mlll-V-kabels tusschen de centrale en het onder station Schenkkade niet meer bedrjjfsvaardig te zijn. Maatregelen in vérband met de bijzondere tijds omstandigheden. De veiligheidsmaatregelen, waarvan reeds ia vorige jaarverslagen sprake was, werden tot de capitulatie van Duitschland gehandhaafd. In verband met de zeer onvoldoende voeding en het ontbreken van verwarming werden in het begin van het jaar de werktijden van het personeel geleidelijk verkort. Op 1 Mei was het aantal ar beidsuren ingekrompen tot 21 per week. Hierna kon de werktijd weer langzamerhand worden op gevoerd en op 9 Juli werd weer het normale aantal uren gewerkt. Algemeene opmerkingen. Nadat in den loop van September 1944 het toe- gestane stroomverbruik van 75 pCt. van het voor- oorlogsche verbruik over de geheele linie tot 33*/s pCt. was verlaagd en wegens den steeds minder wordenden kolenvoorraad de stroomlevering aan particulieren op 20 November 1944 gestaakt was, moest eind Februari van het verslagjaar behalve het kWh-verbruik ook het vermogen, waarover t.b.v. het verzorgingsgebied van ’s-Gravenhage kon worden beschikt, worden gelimiteerd. Daar het beschikbaar gestelde vermogen niet groot ge noeg was om gelijktijdig stroom te leveren aan alle vitale aansluitingen, werden deze afwisselend van stroom voorzien. Wegens gebrek aan kolen moest op 4 April de centrale worden stopgezet en op 9 April was ook de laatste centrale in Zuid- holland, nl. Rotterdam, uitgeput, met het gevolg, dat te 17.20 uur de stroomlevering door de over heidsbedrijven in geheel Zuidholland moest worden gestaakt. Intusschen waren 35 ton kolen tijdig naar de Duinwaterleiding afgevoerd, teneinde dit Bedrijf zoolang mogelijk op gang te kunnen hou den. Van 9 April af -werd de stroomlevering op zeer beperkte wijze voortgezet met de eigen cen trales van het Gemeentelijk Gasbedrijf en van twee particuliere bedrijven. Op 1 Mei had de Duitsehe bezettingsmacht een hoeveelheid kolen voor de centrale-Delft weten aan te voeren, waardoor ge noemde bedrijfseentrales konden worden stopgezet en eenzelfde hoeveelheid kWh van de Delftsehe centrale kon worden betrokken. Op 23 Mei was de centrale Rotterdam door in middels aangevoerde kolen weer in de gelegen heid de stroomvoorziening van Zuidholland op zich te nemen en in den loop van Juli kon, aan vankelijk zeer sterk gerantsoeneerd, een aanvang worden gemaakt met de hervatting van de stroom levering aan particuliere verbruikers. De Haag sche centrale is na de stopzetting op 4 April in den loop van 1945 niet meer in bedrijf genomen. Gedurende de periode van stilstand werden alle productiemiddelen aan een grondige revisie onder worpen. Door middel van een publicatie in de dagbladen werden de verbruikers, die frauduleus stroom hadden betrokken, in de gelegenheid gesteld hier van in het tijdvak van 28 Mei tot 14 Juni, zonder vrees voor strafmaatregelen, aangifte bij de admi nistratie te doen. In geval van na dien tjjd ge- constateerden diefstal van eleetrisehe energie werd overeenkomstig de Gas- en Electriciteitsrantsoe- neeringsregeling bij den overtreder zoowel de gas als de electrieiteitstoevoer verbroken.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1945 | | pagina 295