I
8
VERSLAG VAN HET BUREAU VOOR WERKLOOZENZORG EN PERSONEELSVOORZIENING.
bijlage II
a. Arbeid voor handarbeiders.
Het grootste deel van de in deze categorie ge
plaatste arbeiders werd te werk gesteld bij den
tijdelijken Gemeentelijken Dienst voor de Teelt van
Voedingsgewassen en de Gemeenteplantsoenen.
De arbeiders werkten voor een uurloon van
I 0,45, benevens 5 pCt. duurtetoeslag en andere
emolumenten, zooals brandstollenbijslag en levens
middelen tegen gereduceerde prijzen.
Van 1 October 1945 af bedroeg het loon 0,56
per uur, doch de 5 pCt. duurtetoeslag kwam toen te
vervallen. De overige emolumenten bleven echter
gehandhaafd.
Gedurende de eerste maanden van het jaar
werkte slechts een gering aantal arbeiders; het
aantal zieken was in verband met de voedsel-
schaarschte zeer hoog. Zoo waren per 31 Maart
1945 v<n de 78 arbeiders bij den tijdelijken Ge
meentelijken Dienst voor de Teelt van Voedings
gewassen er 38 ziek; bij de Gemeenteplantsoenen
45 van de 100 arbeiders.
In Mei 1945 werd de tijdelijke Gemeentelijke
Dienst voor de Teelt van Voedingsgewassen opge
heven en werden de arbeiders overgenomen door
de Gemeenteplantsoenen, waar zij langzamerhand
afvloeiden. Op 1 Januari 1945 waren er 231 arbei
ders van deze categorie werkzaam; op 1 Juli was
dit teruggeloopen tot 182; op 31 December bedroeg
het aantal slechts 43. In deze cijfers zijn bovendien
de minder-valide arbeiders begrepen.
Aanvankelijk werkten de arbeiders onder leiding
van den tijdelijken Gemeentelijken Dienst voor de
Teelt van Voedingsgewassen op braakliggende
Gemeenteterreinen en in Gemeenteplantsoenen om
deze teeltrijp te maken. Ten gevolge van de in de
laaste maanden van de bezetting steeds meer
voortschrijdende ordeloosheid kwam er van dit
werk niet veel terecht. Direct na de bevrijding
werden de arbeiders daarom ingeschakeld bij de
voorbereidende werkzaamheden voor het herstel
der Gemeenteplantsoenen. Voorts werden kleine
aantallen arbeiders geplaatst bij den Gemeentelijken
Reinigingsdienst, de Gemeentelijke School- en Kin
dertuinen en den Dienst voor Stadsontwikkeling
en Volkshuisvesting.
De Gemeentelijke Reinigingsdienst verzorgde het
schoonhouden van particuliere, braakliggende ter
reinen; bij de Gemeentelijke School- en Kinder
tuinen werkten het geheele jaar 6 tot 10 arbeiders.
Hier werd grondwerk verricht ten behoeve van de
schooltuinen en bijbehoorende terreinen, alsmede
het onderhoud daarvan.
De Dienst voor Stadsontwikkeling en Volkshuis
vesting zorgde voor het schoonhouden van eenige
perceelen land in de omgeving van Ockenburgh.
b. Arbeid voor minder-valide arbeiders.
Deze onderging geen noemenswaardige verande
ring; hij is beschreven op blz. 2 van het verslag over
1944. T.a.v. de vergoeding is het volgende te ver
melden. Zij bedroeg tot 1 October 1945 maximaal
f 0,45 per uur, bij een werkweek van ten hoogste
48 uur, verhoogd met 5 pCt. duurtetoeslag, na
1 October 1945 maximum f 0,56 per uur. De duurte-
bijslag kwam na 1 October te vervallen. Voor
zoover mogelijk worden op de te werk gestelden
de sociale verzekeringswetten toegepast. Ook zij
ontvangen de bekende emolumenten.
In den regel verrichten de betrokkenen hun
arbeid te zamen met valide arbeiders in ploegen,
waarbij aan hen de lichtste werkzaamheden wor
den opgedragen. Vrijwel alle arbeiders verdienden
het volle loon. Na korten tijd van inwerken bleken
allen gelijk gesteld te kunnen worden met de valide
arbeiders in de werkverschaffing. Grootendeels
bleven zij echter den in het bijzonder voor hen
geschikten arbeid verrichten.
c. Waakdiensten.
Voor de waakdiensten bij de hiernevens ver
melde Gemeentelijke instellingen werd op de werk
dagen tot en met 30 September 1945 een uurloon
c. Steunregeling voor kleine boeren en tuinders.
Gedurende het tijdvak in 1945, dat deze hulpver-
leening aan het Bureau was opgedragen, waren
geen kleine boeren en tuinders in de Gemeente in
ondersteuning.
d. Tewerkstelling in werkverruiming of werk
verschaffing.
Krachtens de reeds in 1941 geldig geworden be
palingen wees het Gewestelijk Arbeidsbureau tot
5 Mei 1945, zoowel gesteunde als niet-gesteunde
arbeiders aan voor plaatsing in werkverruiming en
werkverschaffing.
Na den genoemden datum trok het Gemeentelijk
Bureau voor Werkloozenzorg de plaatsingen in de
Gemeentelijke Werkverschaffing weer aan zich en
werden in overleg met den Gemeentelijken Dienst
voor Maatschappelijk Hulpbetoon slechts armlas
tigen geplaatst. In werkverruiming werden geen
personen meer te werk gesteld. De plaatsingen in
de Gemeentelijke gesubsidieerde werkverruiming
voor hoofdarbeiders geschiedden, zooals voorheen,
door het Gewestelijk Arbeidsbureau.
Het totaal aantal plaatsingen beliep in 1945, 955.
Bij de gesubsidieerde werkverruimingsobjecten
werden 129 personen geplaatst; bij de objecten
der Gemeentelijk niet-gesubsidiëerde werkver
schaffing 826.
Hierna volgt een overzicht van de soorten werk
verruiming en werkverschaffing; een overzicht van
de daarvoor- uitgegeven gelden is opgenomen als
TI van dit verslag.
A. GEMEENTELIJKE NIET-GESUBSIDIEERDE
WERKVERSCHAFFING.
Wegens onvoldoende aanbod van geschikte arm
lastige arbeiders werden vóór 5 Mei 1945 ook
ongeorganiseerde en georganiseerde werkloozen in
deze soort werkverschaffing geplaatst.
De opdracht daartoe werd in 1942 reeds gegeven
door den toenmaligen Wethouder voor Sociale
Zaken.
Na 5 Mei 1945 werden slechts armlastige arbei
ders, bij Maatschappelijk Hulpbetoon in onder
steuning, geplaatst. Deze categorie werkverschaf
fing kan onderscheiden worden in:
a. Arbeid voor handarbeiders;
b. Arbeid voor minder-valide handarbeiders;
c. Waakdiensten.'