2
VERSLAG VAN MAATSCHAPPELIJK HULPBETOON.
en
Tijdens de bezettingsjaren zijn: 62 ambtenaren
naar Duitechland gezonden, 14 ambtenaren elders
in het land te werk gesteld, 29 ambtenaren in krijgs
gevangenschap teruggevoerd, 33 ambtenaren door
den bezetter ontslagen, 41 ambtenaren onderge
doken en 100 ambtenaren gedetacheerd bij andere
diensten, bedrijven en instellingen.
Gedurende het tijdvak 21 November 1944 (datum
der razzia’s) tot het einde van dat jaar waren
circa 200 ambtenaren ondergedoken.
Onder het personeel kwamen 19 bombardements-
slachtoffers voor.
Door toedoen van den vijand en bezetter lieten
de volgende 6 ambtenaren het leven: S. Revallier,
dienstplichtig fourier, sneuvelde op 10 Mei 1940;
A. v. d. Bol, die op 19 April 1941 wegens het bezit
van een vuurwapen werd gearresteerd, keerde niet
terug uit het Duitsche concentratiekamp; J. Be-
kink, die als gevolg van den „Arbeitseinsatz” voor
dwangarbeid naar Duitschland werd gevoerd, liet
aldaar op 23 Februari 1945 het leven; Th. M. F.
Cassutto en L. van Gelderen kwamen in de gas
kamers van Auschwitz om als gevolg van de
Jodenvervolging; Drs. J. A. A. M. de Waal werd,
na als ondergrondsch strijder te zijn gearresteerd,
op 7 October 1944 door den vijand als zg. terrorist
gefusilleerd.
Werkzaamheden.
Komende tot de werkzaamheden van den Dienst
gedurende de oorlogsjaren zij vermeld de oprich
ting van het Gemeentelijk Sociaal Bureau voor in
het buitenland geplaatsten, dat al spoedig onder
leiding van een N-S.B.-er kwam te staan en direct
verband hield met de bezettingsmaatregelen. In
hoofdzaak verstrekte dit Bureau voorschotten op
loon aan de achtergebleven gezinnen van in het
buitenland te werk gestelden, waarna zooveel mo
gelijk inhouding plaats vond op de door deze
arbeiders overgemaakte loongelden.
In October 1942 werd aan het Bureau een aparte
afdeeling „Verzorging” toegevoegd, onder leiding
van Mevr. E. E. BoelensJans, die als zoodanig
door Burgemeester Westra „eershalve” was be
noemd. Deze afdeeling gaf advies over de opvoe
ding der kinderen e.d.
Mevrouw Boelens voornoemd, lid en wnd. voor
zitster van het toenmalige Bestuur, ontving van
den heer Avenarius sedert September 1944 op wel
willende wijze onderdak in het hoofdkantoor van
den Dienst ter uitvoering van haar functie als
„Sachbearbeiterin der Organisation Todt”. Vooral
in deze kwaliteit heeft zij groote sommen Gemeen
tegeld op roekelooze en onverantwoordelijke wijze
uitgegeven, roet als uiteindelijk doel: propaganda
voor de N.S.B.
Verder zijn, zooals ook reeds in vorige verslagen
tot uitdrukking is gebracht, als gevolg van de
oorlogsomstandigheden vele werkzaamheden ver
richt ten bate van de kleine zelfstandigen, die
door materialengebrek, wegvallen van krachtbron
nen e.d., niet meer in eigen onderhoud konden
voorzien (sociaal-economische hulpverleening),
burgerslachtoffers van oorlogsgeweld, angst-
oorlogisgeweldvluchtelingen, geëvacueerden enz.
Het verhaal ter zake van kosten van ziekenhuis-
verpleging wegens geslachtsziekte werd mede in
handen van Maatschappelijk Hulpbetoon gelegd.
De evacuatie van de kuststrook had tot gevolg,
dat vele armlastigen de stad moesten verlaten,
maar niettemin bleef de Dienst ingeschakeld bij
het innen der bijdragen ingevolge den onderhouds
plicht.
Ook eenige Dienstgebouwen waren gelegen in de
te evaeueeren zóne. Zoo moesten het bijkantoor in
de Keizerstraat en het betaallokaal in de Doorn
straat worden opgeheven.
Het Gemeentelijk Verzorgingshuis, Morsestraat
no. 9, werd einde Februari 1943 ontruimd. De in
woners werden overgebracht naar de gebouwen
der Stichting „Bloemendaal” te Loosduinen, nadat
reeds vele ouden van dagen naar het Oosten des
lands waren geëvacueerd.
In Maart 1943 werd door bemiddeling van den
heer Kouwenberg het Israëlietische' Weeshuis aan
de Pletterijstraat 66 huurvrij ter beschikking van
den Dienst gesteld als doorgangshuis voor kinde
ren, waardoor het te klein geworden Gemeentelijk
Doorgangshuis, Bilitonstraat no. 18, kon worden
opgeheven. Veel nut heeft de Dienst van de
nieuwe behuizing niet gehad, want nadat in Juni
de N.S.B.-arts H. W. Boelens, benoemd was tot
Wethouder voor de Volksgezondheid, werd, on
danks de gerechtvaardigde protesten van den
Dienst, de exploitatie der Gemeentelijke Verzor
gingshuizen en het genoemde Doorgangshuis over
gedragen aan den nieuw ingestelden Gemeentelijken
Verzorgingsdienst. (De exploitatie van het Ge
meentelijk Verzorgingshuis, Laan van Meerder-
voort no. 112, was inmiddels reeds op 1 Mei 1943
naar de Gemeenteziekenhuizen overgegaan.) Wel
kon worden voorkomen, dat ook de exploitatie der
Gemeentelijke Werkinrichting voor Blinden aan
den Dienst werd ontnomen.
Ingevolge circulaire van het Departement van
Binnenlandscbe Zaken d.d. 28 December 1943 mocht
met ingang van 1 Januari 1944 door de Gemeente
geen ondersteuning meer worden verstrekt aan
Joden en moesten deze personen verwezen worden
naar de Ondersteuningscentrale Lippman, Rosen
thal en Co te Amsterdam. Toen deze centrale
evenwel na den zg. dollen Dinsdag verdwenen was,
zijn wederom eenige Joodsche gezinnen clandestien
door Maatschappelijk Hulpbetoon geholpen.
In het bijzonder dient vermeld te worden, dat
door het moedig optreden van eenige ambtenaren
van den Dienst, te weten de heeren W. A. Engels,
D. Kiele, D. Sinnema, J. P. L. Hiep en A. F. v. d.
Sloot, in samenwerking met de Verzetsbeweging,
in Maart 1945 een groot gedeelte van den magazijn-
voorraad onttrokken werd aan den greep van dj>"
Duitschers, die het voornemen hadden deze goe
deren te rooven. Onmiddellijk na de bevrijding
werd de veiliggestelde partij weder aan de directie,
van den Dienst overgedragen.
Het Bestuur vond in dezen (gefingeerden) in-
braak aanleiding den directeur B. Th. Avenarius,
die reeds geruimen tijd ziek was, gedurende zijn i
afwezigheid van zijn verantwoordelijkheid voor i
den gang van zaken bij den Dienst te ontheffen en
deze op te dragen aan den heer H. M. Mölman,
wnd. chef der afdeeling Sociale Zaken der Ge
meentesecretarie.
Ook deze stond geheel vreemd tegenover het
maatschappelijk werk. In feite kwam het er op
■neer dat niet hij, doch mevrouw Boelens de lakens