3 VERSLAG VAN MAATSCHAPPELIJK HULPBETOON. II. BEHEER. De indeeling van het thans volgend jaarverslag wijkt in zooverre af van die der vorige, dat de meeste overzichten aan het slot van het redactio neel gedeelte zijn opgenomen, waardoor laatstge noemd gedeelte van het verslag aan leesbaarheid heeft gewonnen. Aangezien de eerste maanden van 1945 nog in den bezettingstijd vielen, geven de vergelijkende cijfers echter nog geen voldoend inzicht. Het Bestuur van den Gemeentelijken Dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoon, een zelfstandige Ge meentelijke Instelling van Weldadigheid in den zin van artikel 2 der Armenwet, onderging in 1945 de navolgende wijzigingen. Wegens afwezigheid van den voorzitter, P. Kui per, die werkzaamheden ten behoeve van den be zetter verrichte, werd Drs. W. F. van Leeuwen te Wassenaar bjj besluit van Burgemeester Van Maasdijk d.d. 16 April 1945 benoemd tot bestuurs lid, tevens waarnemend voorzitter. Met ingang van 6 Mei trad het door den bezetter ontslagen College van Burgemeester en Wethou ders weer in functie met den heer L. Buurman als Wethouder voor Sociale Zaken. Het huidige Bestuur werd ontslagen en de oude leden t.w. mej. M. J. B. Bomme en de heeren C. P. Damme, A. Folmer en*D. van der Zee werden met ingang van 6 Mei -in het nieuwe Bestuur opgenomen, onder voorzitterschap van den heer L. Buurman. De eerste vergadering van het Bestuur na de bevrüding vond plaats op 23 Mei 1945. Op 16 November nam het Bestuur op hartelijke wijze afscheid van zijn niet meer tot lid van den Gemeenteraad herkozen voorzitter, den heer L. Buurman, en van zijn mede-lid, den heer D. van der Zee, welken laatste op zijn verzoek door Burge meester en Wethouders met ingang van 1 Januari 1946 eervol ontslag was verleend. De heer Ia Buur man werd opgevolgd door den heer C. H. P. W. v. d. Oever, die in de vergadering van den Ge meenteraad van 19 November 1945 benoemd werd tot Wethouder van Sociale Zaken. Op 31 Deoember 1945 besloot de Gemeenteraad het aantal leden van het Bestuur, naast den voor zitter, wederom op zes leden van den Gemeente raad te stellen. Onder dagteekening van 22 Sep tember 1942 was door het toenmalige Gemeentebe stuur bepaald, dat het aantal leden, naast den voorzitter, niet meer als tot dusverre „zes”, doch „ten hoogste zes” zou zijn. Het Bestuur van den Dienst was op 31 December 1945 als volgt samengesteld: den heer C. H. P, W. v. d. Oever, Wethouder van Sociale Zaken, voor zitter, mej. M. J, B. Romme en de heeren C. P. Damme, A. Folmer en D. van der Zee (op verzoek met ingang van 1 Jan. 1946 ontslagen), leden. Als secretaris was de hoofdcommies H. Thierry aan het Bestuur toegevoegd. De directeur werd op 27 October ten gevolge van een ernstig ongeval in het ziekenhuis opgenomen. Eerst op 4 Februari 1946 kon hij zijn werk weer hervatten. Gedurende zijn afwezigheid werd zijn taak op zeer verdienstelijke wijze waargenomen door den referendaris A. T. P. H. van Maastrigt. probeerde uit te deelen. Nadat zü reeds begonnen was goederen uit het magazijn van den Dienst met kwistige hand te verstrekken, werd zij door den plv. Burgemeester Van Maasdijk in April 1945 „eershalve” belast met de functie van hoofd van een nieuw ingesteld Gemeentelijk Bureau voor Sociaal Werk, blijkbaar met de bedoeling dit „sociaal” werk te verrichten met personeel, maar vooral met de magazijngoederen van Maatschap pelijk Hulpbetoon. Het is echter gelukt de in werkingtreding van dit Bureau eenige weken te traineeren, totdat de bevrjjding een eind maakte aan haar heerschappij en die van de overige N.S.B.- leiding. De bevrjjding. De ambtenaren, die in den vroegen morgensche mer van den 5en Mei 1945 in het hoofdkantoor verzameld waren om den directeur, den heer W. C. A. Biem Vis, den administrateur, den heer A. J. Walsmit en den hoofdambtenaar, den heer T. P. H. van Maastrigt, bjj hun her-intrede te begroeten, zullen die oogenblikken niet licht vergeten. Oude bekenden, o.a. den per 1 Maart 1941 door den be zetter wegens zijn Joodsche afkomst ontslagen ambtenaar, den heer Mr. M. Blei Weissmann, werd de hand gedrukt en vele harteljjke woorden werdep gewisseld. Met een driewerf hoera voor Koningin en Vaderland werd de nieuwe taak aan vaard. Een taak, moeitevol, maar schoon. In vele tijdens de bezettingsjaren clandestien gehouden vergaderingen was zjj reeds besproken en tot in details uitgewerkt. Een uitvoerig bewakingsplan, om den N.S.B.-ers op den dag der bevrjjding den toegang tot de gebouwen te ontzeggen en de ge bouwen tegen daden van geweld door kwaadwilli gen te beschermen, was opgezet. De directie zag zich, op grond van door het Ge meentebestuur gegeven richtlijnen, genoodzaakt, in afwachting van nader te nemen maatregelen, een 14-tal ambtenaren te schorsen en een 50-tal met ongevraagd verlof te zenden, zulks in verband met hun houding tijdens de bezettingsjaren. Daarnaast vond zü een Dienst terug, welke de gevolgen van de oorlogsjaren en het onverant- woordelfike N.S.B.-beleid duidelük toonde. Vele ambtenaren waren door razzia’s, krijgsgevangen schap, onderduiken, e.d. nog niet te bereiken. De overigen konden door voedselgebrek slechts halve dagen dienst doen. Bovendien hadden 35 ambte naren dienstgenomen bij de Binnenlandsche Strüd- krachten. De administratie van den Dienst was vele maanden achter, op sommige afdeelingen zelfs meer dan een half jaar, rapporten over ondersteunden waren sedert langen tijd niet uit gebracht enz. Men zag zich derhalve voor de zware taak ge plaatst om den Dienst weer behoorlek te doen functionneeren en bovendien om den ontstanen achterstand op korten termün in te halen. Aan het einde van dit verslagjaar kan met vol doening gezegd worden, dat de Dienst weer zoo goed als normaal functionneert. Er is na de be- vrüding door allen zonder onderscheid, van hoog tot laag, zeer hard gewerkt. Met dankbaarheid .mag worden teruggeblikt op hetgeen, dank zü aller hechte samenwerking, reeds werd bereikt.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1945 | | pagina 356