1
12
VERSLAG VAN MAATSCHAPPELIJK HULPBETOON.
I
C. H. P. W. v. d. OEVER, voorzitter.
H. THIERRY, secretarie.
Namens het Bestuur v. d. Gem. Dienst
voor Maatschappelijk Hulpbetoon,
XVII. GEMEENTELIJK SOCIAAL BUREAU
VOOR IN HET BUITENLAND GEPLAATSTEN.
XVI. HULPVERLEENING AAN BURGER.
SLACHTOFFERS VAN OORLOGSGEWELD.
XVIII. ADMINISTRATIE VAN DE VEPLEGING
VAN KRANKZINNIGEN EN ZENUWZIEKEN
De directeur,
W. C. A. RIEM VIS.
Het Gemeentelijk Sociaal Bureau verstrekte in
1945 aan gezinnen, waarvan de kostwinner in het
buitenland was te werk gesteld, hoofdzakelijk
voorschotten op loon voor levensonderhoud.
Vanzelfsprekend nam, in verband met den terug
keer van de Nederlandsche arbeiders nè 5 Mei
1945, de voorschotverleening geleidelijk af. De
laatste gevallen, een 30-tal gezinnen, waarvan de
kostwinner toen nog niet was teruggekeerd, zoodat
moest worden aangenomen, dat zij waren omge
komen of spoorloos verdwenen, werden begin
November 1945 overgedragen aan het D.B.V.O.
Een overzicht van het verloop der verstrekte
voorschotten is te vinden in bijlage 9 (bldz. 19).
Daaruit blijkt, dat op 31 December 1945 in totaal
nog te vorderen was f 929.929,14 wegens verstrekte
voorschotten in contanten en f 5.626,90 betreffende
voorschotten in nature.
In sommige gevallen was de mogelijkheid tot
verhaal nog niet uitgesloten en derhalve werden
nog geregeld kleine bedragen ingevorderd. Daar
naast is, zooals ook reeds tijdens de bezettings
jaren, getracht de door de Gemeente verstrekte
voorschotten door het Rijk te doen overnemen.
Aan het einde van het verslagjaar hadden deze
pogingen nog geen resultaat opgeleverd.
Gedurende korten tijd is Maatschappelijk Hulp
betoon belast geweest met de niet-medische werk
zaamheden, voortvloeiende uit de Krankzinnigen
wet.
Met ingang van 12 November 1945 werd zoowel
de betaling der verpleeggelden als het verhaal der
bijdragen, welke werkzaamheden sinds Juli 1943 tot
de taak behoorden der afdeeling Volksgezondheid
der Gemeentesecretarie, door Burgemeester en
Wethouders van ’s-Gravenhage opgedragen aan
den Dienst. Een en ander bracht, zooals te be
grijpen valt, zeer veel werlTmet zich mede, vooral
voor wat betreft de overneming van de gegevens
ten kantore van den Gemeenteontvanger inzake
den stand der verhaalde bijdragen.
Half December werd echter door Burgemeester
en Wethouders beslist, dat genoemde werkzaam
heden wederom waren opgedragen aan de afdee
ling Bevolking, Verkiezingen en Burgerlijke Stand
der Gemeentesecretarie, welke afdeeling voor Juli
1943 met deze werkzaamheden was belast. Hierdoor
had Maatschappelijk Hulpbetoon van 24 December
1945 af geenerlei bemoeiingen meer met de krank
zinnigenverpleging.
Gezien dit korte tijdsbestek werd overeenge
komen, dat alle door den Dienst verrichte be
talingen en ontvangen bijdragen door de afd.
B.V.B. zouden worden overgenomen. Derhalve wer
den voor deze boekingen de rekeningen Crediteu
ren en Debiteuren gebruikt en zijn deze gegevens
niet opgenomen onder de baten en lasten van den
Dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoon.
’s-Gravenhage, Juli 1946.
Aangezien deze hulpverleening vóór 1945 slechts
een geringen omvang had en de terzake gedane
uitgaven (gedeeltelijk verwerkt in andere hoofd
stukken) aan het Departement van Sociale Zaken
in rekening werden gebracht, is dit onderwerp in
vorige verslagen niet aangeroerd.
De behandeling van aanvragen om hulp van
burgerslachtoffers van oorlogsgeweld, alsmede van
de nagelaten betrekkingen van buitengaats ver
toevende zeevarenden, geschiedde door een afzon
derlijke afdeeling.
Door de rampen, die de Gemeente gedurende de
laatste oorlogsmaanden troffen en waarvan vooral
genoemd moeten worden die, veroorzaakt door de
ontploffing van een V-2 projectiel in de Indigo-
straat op 1 Januari 1945 en het bombardement
van het Bezuidenhoutkwartier op 3 Maart 1945,
was bedoelde afdeeling overbelast, daar aan hon
derden slachtoffers met spoed geldelijke hulp
moest worden geboden. De groote achterstand in
de werkzaamheden kon eerst na 5 Mei 1945 worden
weggewerkt.
Op 1 Juli 1945 trad het Districts Bureau Ver
zorging Oorlogsslachtoffers in werking, aan welk
Bureau de verzorging der oorlogsslachtoffers ge
heel werd overgedragen.
Evenzoo werd de ondersteuning van een aantal
gevallen overgenomen door de Stichting 1940/1945.
In October 1945 werden geen burger-oorlogs-
slachtoffers meer door den Dienst ondersteund,
waardoor de bijzondere afdeeling kon worden op
geheven.
Uiteraard werd het begrip „Oorlogsslachtoffer"
na de bevrijding anders geïnterpreteerd dan voor
dien. Met het D.B.V.O. werd overeengekomen, dat
ook alle oorlogsslachtoffers, die vanwege den
Dienst ondersteuning volgens de Armenwet ge
noten, naar genoemd Bureau konden worden ver
wezen en dat de uitbetaalde ondersteuning met
terugwerkende kracht aan het D.B.V.O. kon worden
gedeclareerd. Groote bedragen bleken hiermede ge
moeid te zijn. Op het eind van het jaar was nog
één ambtenaar belast met de afwikkeling.