18 VERSLAG VAX DEX GEM. GENEESKUNDIGEN EN GEZONDHEIDSDIENST. Domiciliekwesties. Bij geschillen gerezen tusschen overheidsinstan ties over de verplichting tot betaling van ver- pleegkosten in psychiatrische inrichtingen, werd door de psychiaters in 34 (63) gevallen een specia listisch onderzoek ingesteld naar het vermogen van de patiënt tot bewuste keuze van het wettig domicilie, terwijl zij als van Rijkswege aangewezen deskundigen op verzoek van den Burgemeester in 41 (102) gevallen, na specialistisch onderzoek, een verklaring opmaakten als bedoeld in art. 39, 4e lid van de Armenwet. Gezinsverpleging. Van de onder toezicht staande nazorgpatiënten werden er 2 921 (2 950) in het eigen gezin en 254 (381) bij vreemden verzorgd, waartoe van 60 (63) pleeggezinnen gebruik werd gemaakt. Bij het begin van het verslagjaar waren 278 (286 patiënten in gezinsverpleging; in den loop van het jaar werden 204 (105) nieuwe patiënten ge plaatst en 228 (113) afgevoerd, zoodat op het einde van het verslagjaar nog 254 (278) patiënten in ge zinsverpleging waren. Er verhuisden 52 (26) patiënten. In totaal waren er bij de gezinsverpleging dus 484 (244) mutaties onder de patiënten. Er werden 1136 (1349) controle bezoeken gebracht door artsen en maatschappelijke werksters aan de pleeggezinnen. Aantal geasyleerde geesteszieken. Op 31 December 1945 waren in de drie klinieken 100 (126), in de andere aangewezen inrichtingen 463 (479) en in de krankzinnigengestichten 1137 (1286), derhalve te zamen 1 700 (1 891) geesteszieke patiënten in verpleging voor rekening van de Ge meente. Bij een aantal inwoners van 476 308 (450 950) is dit 3,56912 (4,1956) pro mille. Invloed van de nazorg op de asyleering. Zoals reeds tevoren werd vermeld, werd in 368 (86) gevallen afwijzend beschikt op een verzoek tot opneming van patiënten in psychiatrische klinie ken. Dank zjj de medewerking van de directeuren kan ook dit jaai* weer een tamelijk objectieve in druk worden gegeven van den invloed van de voor de Kliniek Ockenburgh van 3 (4), derhalve een gemiddelde van 121 (99) patiënten. De gemiddelde verpleegduur bedroeg voor de patiënten in de Ramaerkliniek verpleegd 70,7 (35,4), in de St. Jacobusstichtiug 113,9 (38,7) en in de Kliniek Ockenburgh 36,5 (107,5) dagen, hetgeen in totaal voor de klinieken een gemiddelden ver pleegduur geeft van 79,8 (38,7) dagen. De cijfers wijken sterk af van de gemiddelden der laatste jaren. De afvoer van de patiënten uit de klinieken stond in het eerste halfjaar praetisch geheel stil. De maatschappij kon geen genezen patiënten opnemen; overplaatsing naar gestichten elders was uitgesloten. De klinieken waren maxi maal bezet; de gemiddelde verpleegduur enorm gestegen. Het gevolg hiervan was, dat voor pa tiënten, die dringend klinische verpleging noodig hadden, ten gevolge van plaatsgebrek de opneming moest «’orden geweigerd. Toen in de tweede helft van het jaar wel ver- pleegruimte vrij kwam, zijn al deze gevallen nog eens opnieuw gecontroleerd. Helaas bleek het slechts in uitzonderingsgevallen mogelijk nog hulp te bieden. De meeste van deze patiënten bleken thuis te zijn gestorven. Toezicht op de in aangewezen Inrichtingen en krankzinnigengestichten verpleegde patiënten. De wekelijksche bezoeken aan de Ramaerkliniek werden gedurende het geheele jaar voortgezet. Na de bevrjjding werd het contact met de gestichten zoo spoedig mogelijk weer opgenomen, waarbij in hoofdzaak van ambulaneew’agens van het Roode Kruis als transportmiddel gebruik werd gemaakt. Doordat Dr. J. M. Flohil Jr. zich geheel aan de nazorg wijdde, kreeg de leider van de afdeeling de noodige tijd beschikbaar voor de contactbezoe- ken. en nazorgwerkzaamheden op het ontslag van de patiënten uit de psychiatrische inrichtingen. In 1945 kwamen 155 (336) patiënten onder de na zorg na hun ontslag uit psychiatrische inrich tingen, klinieken, gestichten en sanatoria. In 108 (245) van deze gevallen werd naar het inzicht van de behandelende psychiaters het ontslag (onder scheidenlijk proefverlof) uit de inrichting bespoe digd door de bemoeiingen van de afdeeling Gees telijke Volksgezondheid van den Dienst. Nazorg. Bij de nazorg stonden op 1 Januari 1945 inge schreven 2 700 (2 374) patiënten. In den loop van 1945 werden 867 (957) nieuwe patiënten ingeschre ven, te weten 696 (632) mannen en 171 (325) vrou wen. zoodat de nazorg in 1945 in totaal bemoeiing had met 3 567 (3 331) patiënten. In den loop van het jaar werden afgevoerd 665 (641) patiënten, te weten 397 (390) mannen en 268 (251) vrouwen, zoodat op het einde van het jaar nog 2 902 (2 690) personen onder nazorgtoezicht stonden. De redenen, waarom de patiënten werden afge voerd waren de navolgende: herstel 99; opneming 117; mislukt proefverlof 2; lichamelijke ziekte 4; overlijden 187; plaatsing in een inrichting voor maatschappelijk onvolwaardigen 20; houding pa tiënt of familie 3; vertrek uit de Gemeente onder scheidenlijk verblijfplaats onbekend 232; militaire dienst 1, totaal 665. De toeneming in 1945 bedroeg dus 202 (316) na- zorgpupillen. Onder de 867 (957) nieuwe nazorgpatiënten waren 166 (336) nazorggevallen in engeren zin, waarvan 87 (231) afkomstig uit de drie klinieken en 79 (105) uit de gestichten, terwijl 701 (621) gevallen onder „voorzorg” konden worden gerubriceerd, zijnde deze naar den Dienst verwezen door familie, art sen of overheidsinstanties. Van de 3 567 (3331) patiënten waarover de be moeiingen liepen, waren er 2 388 (2077) mannen en 1 179 (1254) vrouwen. Hiervan waren gehuwd 869 (811), ongehuwd 2 585 (2 411), in weduwestaat 45 (72) en gescheiden 34 (37). Van de ingeschreven nazorgpupillen traden 9 (5) in het huwelijk, terwijl 13 (7) huwelijken door echt scheiding ontbonden werden. Er werden 583 (18) kinderen geboren uit nazorg patiënten.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1945 | | pagina 408