24
Bijlage van het Verslag van den Gemeentelijken Geneeskundigen en
Gezondheidsdienst van ’s-Gravenhage over het jaar 1945.
VERSLAG VAN DEN GEM. GENEESKUNDIGEN EN GEZONDHEIDSDIENST.
Rapport van den directeur van den Gemeentelijken Geneeskundigen en Gezondheidsdienst over den
gezondheidstoestand van de Haagsche bevolking 1944/1945.
groote aantallen ouden van dagen en chronische
zieken uit de Gemeente werden geëvacueerd, waar
door het sterftecijfer gunstiger werd, terwijl tevens
een groot deel der bevolking zich buiten de Ge
meente heeft begeven, om aan de gevolgen van de
slechte voeding te ontkomen. Onder dezen bevin
den zich ook vele kinderen.
De sterfte onder de Haagsche bevolking is dus
zeer hoog. Indien men hierbij bedenkt, dat men in
ons land reeds jarenlang een algemeen sterfte
cijfer had, liggende beneden 10 per 1000 inwoners
en slechts in zeer slechte tijden (epidemieën)
een sterftecijfer boven de 20 werd bereikt, valt
nog te meer op, hoe slecht de toestand voor onze
Gemeente was in het eerste kwartaal 1945.
Zelfs in 1861—1870 was het sterftecijfer voor ons
land „slechts” 25,4; voor Rusland in 1911: 27,4; voor
Roemenië in 1911; 25,7. Voor ’s-Gravenhage waren
de cijfers voor 1880: 23,2; voor 1890 21,5; voor
1939 9,2.
i) Eenige cijfers zijn door het Bureau voor Statistiek
en Voorlichting der Gemeente gewijzigd. (P.)
Persoonlijk heb ik een meer volledig inzicht in
de gevolgen van de onvoldoende voeding gekre
gen door zeer spoedig de algeheele beoordeeling
over toewijzingen voor oedeemziekte en uitput-
tingstoestanden door onvoldoende voeding in eigen
hand te nemen, waardoor ik alle gegevens, die de
artsen op hun steeds toenemende aantallen aan
vragen voor ziekenvoedsel doen, onder oogen krijg.
Terwijl in het allereerste begin bij mij de indruk
werd gevestigd, dat de slachtoffers (waaronder er
zeer spoedig stierven) voor het meerendeel waren
te vinden onder degenen, die bij den G.G. en G.D.
reeds tal van jaren bekend waren wegens onvol
doenden voedingstoestand, chronische ziektetoe
standen, anaemisehe toestanden enz., waarvoor
sedert einde 1944 geen ziekenvoedsel meer mocht
worden toegestaan, werd dit beeld sprongsgewijs
anders, naarmate de voedingstoestand van de be
volking slechter werd. Toen ook nam het aantal
mededeelingen van de artsen: „levensgevaar”, toe.
Men had de ziektetoestand leeren kennen en
vreezen.
Daardoor kon ook meer en meer worden vastge
steld, dat de diagnose: „ondervoeding" als doods
oorzaak in de minder koude maanden over het
algemeen aanvaard kon worden.
Over de eerste week van Januari 1945 was het
aantal sterfgevallen 168 (1944: 124), waarvan 16,97
pCt. op de ondervoeding is gesteld; in de tweede
week 183 (95): 18,57 pCt.; in de derde week 239 (113):
21,80 pCt.; in de vierde week 245 (106): 24,49 pCt.
De cijfers voor 29 Jan. t./m. 3 Febr. 1945 waren
288 (104): 37,50 pCt.; 5 t./m. 10 Febr. 324 (115): 35,80
pCt.; voor 12 t./m. 17 Febr. 320 (126): 40,94 pCt.;
voor 19 t./m. 24 Febr. 347 (114): 42,36 pCt.; voor 26
Febr. t./m. 3 Maart 389 (130): 50,65 pCt.
Percentage ondervoeding (na aftrek van het
aantal slachtoffers van oorlogsgeweld): 42,12 (mét
die slachtoffers: 36,22). Van 5 t./m. 10 Maart: 416
(129). Na aftrek van de slachtoffers van het oor
logsgeweld: 11,67 (mèt die slachtoffers 28,85).
Voor de week van 19 t./m. 24 Maart 1945 waren
de cijfers: 389 (119); percentage ondervoeding van
het aantal zonder de oorlogsslachtoffers en terecht-
gestelden: 43,13. Percentage van het totaal der
aangegevenen: 34,70. Voor 26 t./m. 31 Maart: 312
(139) 45,20 pCt. en van het totaal der aangegevenen:
40.71 pCt. Voor 2 t./m. 7 April: 298 (119): 41,84 pCt.
en van het totaal der aangegevenen: 39,60 pCt
Het aantal sterfgevallen over 9 t./m. 14 April be
droeg 281 (134). Percentage voor ondervoeding van
het totaal der aangegevenen: 51,96 pCt. (na af
trek van de oorlogsslachtoffers: 53,68 pCt). Voor
het eerste kwartaal 1915 komt men als men de oor
logsslachtoffers aftrekt, op 36,50 pCt. Voor de
maanden Januari, Februari en Maart zijn de cij
fers onderscheidenlijk 20,7; 39,2 en 13 pCt.
1943: 10,-
1944 9,9
1945: (le kwartaal) 35,5
1945: (le kwartaal zonder oorlogs
slachtoffers van het oorlogsge
weld) 32,2.
In het eerste kwartaal van 1940 stierven 1543
personen, in dat van 1944: 1572, van 1945: 3 998.
Hierbij bedenke men, dat in den loop der jaren
Het is met den gezondheidstoestand van de
Haagsche bevolking en met den toestand van de
verzorging van chronische patiënten, als tuber
culoselijders, ernstig zieke verzorgingspatiënten
e.d. zeer slecht gesteld, terwijl mij kort geleden de
schrikwekkende mededeeling bereikte, dat diphthe-
rieserum niet meer beschikbaar was.
De verontreiniging van verschillende straten en
pleinen door gestort huisvuil is zoodanig, dat men
met een angstig hart den tijd van de vliegenplaag
tegemoet ziet (dysenterieverbreiding enz.).
Er was dus alle aanleiding, de voornaamste fei
ten en de cijfers, die ik over 1944 en 1945 kon ver
zamelen, in een kort overzicht vast te leggen.
Sterfte.
Terwijl over Januari 1944 (4 weken) het aantal
sterfgevallen 438 bedroeg, was dit over dezelfde
periode van 1945 835. Bij een verhoudingscijfer
van 1944 100, was die sterfte dus in Januari
1945: 190,6, voor Februari (4 weken) waren deze
cijfers onderscheidenlijk 459 en 1279 (278,6), voor
Maart (5 weken) onderscheidenlijk 675 en 1 884 (279).
Zonder de slachtoffers van oorlogsgeweld waren
de cijfers over Maart 1945 1 510 (223,7).
De sterfte per 1 000 der bevolking was in
1939: 9,2
1940: 10,-
1941: 10,1
1942: 11,1