I I si VERSLAG van den Dienst voor Schoone Kunsten der gemeente ’s-Gravenhage over het jaar 1945. I O <1 het publiek, met ingang en nachtbewaking inge- van Hare Majes teit de Koningin de mededeeling ontvangen, dat de Dienst voor Schoone Kunsten het Paleis Koord einde 68 moest verlaten, nadat aldaar gedurende de bezettingsjaren gastvrijheid was genotbn, het geen belangrijk heeft bijgedragen tot het behoud van de Gemeenteverzameling en tevens van die van Hare Majesteit, die onder den dekmantel van den Dienst vrijwel onaangetast is gebleven. Desondanks is een bijzondere dankbetuiging dezerzijds tegen over onze Vorstin voor de genoten gastvrijheid, die ook nog maanden na den terugkeer van Hare Majesteit in de Residentie, ter besparing van extra onkosten en risico van vervoer en huisvesting, op uitdrukkelijk verlangen van Hare Majesteit werd verleend, alleszins op zijn plaats, terwijl ook aan Jhr. P. F. 0. R. Sickinghe en aan het personeel van het Paleis veel erkentelijkheid verschuldigd is voor de aangename samenwerking. Met medewerking van de Kamer van Koophandel kon tegen 1 November beslag worden gelegd op de panden Nassau Zuilensteinstraat la-3, waar direc tie, secretariaat, administratie en wetenschappelijke staf, alsmede de Kunsthistorische bibliotheek wer den gehuisvest (met uitzondering van de Muziek historische bibliotheek met den heer D. J. Bal- foort en zijn staf die het gebouw Stadhouders- laan 41, waar eenige ruimten hiertoe beschikbaar bleken, betrokken). De verhuizing uit het Koninklijk Paleis kon zoodoende tusschen 1 September en 1 November zonder overhaasting en met zorg ge schieden. De meeste kunstwerken werden vervoerd naar de Stadhouderslaan en opgeslagen in ruimten, die van lekkage vrij waren en konden worden afge sloten, terwijl voor de betimmeringen gezien hun omvang met medewerking van de Kamer van Koophandel gehuurd werd de opslagruimte van de Fa. B. van Mentz aan de Paviljoensgracht. De heer Balfoort, aan wien ondergeteekende de Kunsten en Wetenschappen”, veranderd in „Dienst voor Schoone Kunsten". Burgemeester en Wethouders stelden voor het herstel van het Museumgebouw dat door het afschieten van V-projectielen in zijn onmiddellijke omgeving zwaar was gehavend een voorloopig crediet van f 500.000,ter beschikking. Bovendien werd, ten einde het gebouw verder te vrijwaren voor de plunderingen van van 19 Juli 1945 een dag- steld. In September werd in opdracht Inleiding. Over dit jaar is het verslag beknopt gehouden en wordt derhalve volstaan met het opsommen van- de belangrijkste gebeurtenissen. 1945 was vooral voor het Gemeentemuseum een gunstig jaar. Afgezien van de voordeelen, die ver bonden waren aan de beëindiging van den oorlog, waardloor begonnen kon worden met den weder opbouw van het zoo gehavende Museum, waren er ook andere verheugende feiten. De rampen, die het Museum in de oorlogsjaren hadden getroffen, zooals algeheele ontruiming, zware beschadiging van het gebouw, ontwrichting van den Dienst, ontslag van den directeur, vonden in 1945 hun afsluiting in de volledige afbranding van het administratiegebouw, Bezuidenhout 133, bij het bombardement van het Bezuidenhoutkwar- tier op 3 Maart, waarbij weliswaar geen kunswer- ken verloren zijn gegaan, daar deze tijdig elders waren ondergebracht, doch het verlies van jaren lange arbeid te betreuren viel in den vorm van de geheele cartotheek van de Muziekhistorische bibliotheek, het administratie-archief en een zeer groot gedeelte van het fotografisch materiaal. Bij dit bombardement kwam ook een der zaalwach ters, de heer E. de Groot, om het leven. Terstond hervatte de wnd. directeur, de heer D. J. Balfoort in het Koninklijk Paleis aan het Noordeinde, waar de Dienst werd samengetrokken (uit het Paleis Lange Voorhout, dat eveneens ge vaar had geloopen, aan de vlammen ten prooi te zullen vallen, en het pand Bezuidenhout) de werk zaamheden voor een nieuwe cartotheek, terwijl de administratie tijdelijk ten huize van den admini strateur werd voortgezet. 7 Mei bracht voor het Museum als belangrijk feit den terugkeer van den directeur, Dr. G. Knut tel Wzn., die onmiddellijk door den Burgemeester x in zijn ambt was hersteld. In een kleine bijeen komst van het zeer ingekrompen personeel, aan vaardde Dr. Knuttel zijn ambt en herdacht hij den door het bombardement om het leven gekomen zaalwachter E. de Groot, terwijl hij het personeel dankte voor de bijzondere wijze, waarop de kunst verzamelingen gedurende de bezettingsjaren waren beheerd, waardoor het verloren gaan van kunst werken tot een minimum werd beperkt. Hij riep het personeel op, thans al hun krachten aan te wenden voor den wederopbouw van het Museum, opdat dit in den kortst mogelijken tijd weer zou herrijzen en uitgroeien tot een van de beste en modernste musea. Deze wederopbouw vereischte een perso neelsuitbreiding, die kortheidshalve in de hierna volgende rubriek „Sterkte van het Personeel” is opgenomen, maar waarmede nog niet het peil van vóór den oorlog is bereikt. Bij besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 25 Juli 1945 no. 144837 A.Z.A. werd de naam „Gemeentemuseum", die door den N.S.B.-burge meester was gesteld in de plaats van „Dienst voor algemeene leiding bij deze verhuizing had opge dragen, maakte zich daarbij zeer verdienstelijk door goede organisatie. Op 1 November keerde het elders gedetacheerde administratieve personeel ook terug in den Dienst, waar zijn werkkracht nu ten volle werd opgeëischt bij de nieuwe organisatie. Op 4 November kon de concierge van het Mrfseum zijn dienstwoning aan de Cornelis-de-Witt-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1945 | | pagina 469