I
53
Kostwinnersvergoeding dienstplichtigen enz.
na controle door middel van de Arbeidsdienst-
registratie konden 3 538 personen voor de lichting
1945 worden ingeschreven.
Aan 9 in de Gemeente wonende dienstplichtigen,
voornamelijk oorlogsgewonden, is wegens lichaams
gebreken een ontslagbewjjs uitgereikt.
Voor verschillende doeleinden werden 124 bewij
zen afgegeven, dat aan de verplichtingen t.a.v. de
dienstplicht was voldaan.
Slechts in één geval is de Minister van Oorlog
van advies gediend in verband met een ingeko
men verzoek om uitstel van eerste oefening.
vrijwilligers worden overgedragen. Van groot nut
Was daarbij de op de afdeeling Militaire Zaken
toegepaste controle met het nader te noemen re
gister van onbetrouwbare personen. Een en ander
heeft er in de Gemeente in belangrijke mate toe
bijgedragen, de wegens het nog langzaam werken
de Rijksapparaat opkomende wrevel over het uit
blijven van de voor dienstneming noodige aanwij
zingen, grootendeels weg te nemen.
Afgifte bewijzen van goed gedrag, Nederlander
schap enz.
Ten behoeve van de aanmelding tot vrijwillige
dienstneming en voor bevordering van reeds in
werkelijken dienst verblijvende militairen werden
9 840 bewijzen van goed gedrag, evenzoovele be
wijzen betreffende den burgerlijken staat en 9 845
bewijzen van Nederlanderschap uitgereikt. Tevens
zijn 5 bewijzen van Nederlanderschap verstrekt ten
behoeve van het „Fonds voor Oud-Militairen”.
In 1945 zijn 388 aanvragen om toekenning van
kostwinnersvergoeding behandeld. Met inbegrip
van de gevallen, waarin aan verwanten van krijgs
gevangenen en aan die van de sedert Mei 1940
vermiste dienstplichtigen kostwinnersvergoeding
is uitbetaald, bedroeg het aantal vergoedingspos-
ten ten laste van het Ministerie van Oorlog gedu
rende de 4 kwartalen van 1945 achtereenvolgens
787, 812, 993 en 231. Het groote verschil in de ge
tallen van het 3de en 4de kwartaal moet worden
toegeschreven aan het in September met groot
verlof zenden van de uit krijgsgevangenschap te
ruggekeerde dienstplichtigen.
Na de bevrijding moest op verlangen van den
Minister van Marine een splitsing der vergoedin
gen plaats hebben, waarbij bleek, dat in het 2de,
3de en 4de kwartaal voor Marine in onderschei
denlijk 35, 108 en 155 gevallen kostwinnersvergoe
ding was uitbetaald.
Gedurende de eerste twee kwartalen van 1945
werd voorts onderscheidenlijk in 39 «n 38 gevallen
kostwinnersvergoeding uitbetaald ten laste van
den voormaligen Nederlandschen Arbeidsdienst.
In totaal bedroeg de uitgekeerde kostwinners
vergoeding voor het Ministerie van Oorlog
f 968.210,31, voor dat van Marine f 97.137,22 en voor
den Ned. Arbeidsdienst f 8.498,73, dus samen
f 1.073.846,26.
In 288 gevallen is aan verwanten van oorlogsvrij
willigers, ter verkrijging van gezinsondersteuning,
een verklaring betreffende kostwinnerschap uit
gereikt.
Voor de controle van de bij het aanvragen van
kostwinnersvergoeding en van de in verband met
de afgifte van verklaringen betreffende kostwin
nerschap ten behoeve van verwanten van oorlogs
vrijwilligers verstrekte gegevens, werden ongeveer
1 800 looninformaties ingewonnen, terwijl het in
plus minus 13o gevallen noodig is gebleken, een
nader onderzoek naar de juistheid der verklarin
gen van belanghebbenden in te stellen.
Van groot belang voor de uitbetaling van kost
winnersvergoeding was de circulaire van 26 Mei
1945, nr. 12 221, C.b/29. K/HV. van de afdeeling
Comptabiliteit van het Ministerie van Oorlog,
waarin richtlijnen werden gegeven in verband met
de van 1 Januari 1945 af met terugwerkende
kracht geldende bezoldigingswjjziging voor het
militair personeel der Koninklijke Landmacht.
Naar aanleiding hiervan werd o.m. bepaald, dat
het in de Mobilisatie-Vergoedings-Beechikking ge
stelde ten aanzien van te betalen kostwinnersver
goeding aan de verwanten van bedoeld personeel
per 1 Juli 1945 als vervallen diende te worden
beschouwd en tevens, dat alle militairen der Land
macht voortaan jaarwedde zouden genieten. Bij de
wijze van belooning is verschil gemaakt tusschen
Dienstplichtadministratie.
De werkzaamheden, verband houdende met de
uitvoering der dienstpliehtvoorschriften zijn, even
als in de jaren 1941 tot en met 1944, aanvankelijk
nog blijven rusten. Bij schrijven van 23 October
1945, Vile afdeeling, nr. 501, deelde de Minister
van Oorlog aan de burgemeesters van de onder
scheidene gemeenten echter mede, dat voorberei
dingen moesten worden getroffen voor het vormen
van nieuwe lichtingen. Het oorspronkelijk plan
was, om in 1946 twee lichtingen bij de land- of de
zeemacht in te lijven, nl. de geborenen in 1925
(lichting 1945) in Mei en de geborenen in 1926
(lichting 1946) in September. Vóór 1940 waren de
registers van den burgerlijken stand en de bevol
kingsregisters naast de persoonlijke aangifte de
bronnen, w’aaraan de voor de inschrijving noodige
gegevens werden ontleend, doch aangezien de be
volkingsregisters in vele gemeenten tijdens de be
zetting geheel of gedeeltelijk in het ongereede
waren geraakt en het ongewenscht werd geacht
de inschrijving uitsluitend op persoonlijke aangifte
te doen steunen, gaf de Minister van Oorlog in
genoemd schrijven een tweetal wegen aan, om,
voorloopig althans voor de lichting 1945, tot een
zoo volledig mogeljjke inschrijving te geraken.
Deze waren:
le. het registreeren, aan de hand van de tweede
distributiestamkaart, bij de uitreiking van le
vensmiddelenkaarten;
2e. het treffen van een vergelijking met de opga
ven. tijdens de bezettingsjaren ten behoeve
van de voormalige Nederlandsche Arbeids
dienst verzameld.
Overeenkomstig deze aanwijzingen is in het
tijdvak van 15 November tot 23 December 1945
overgegaan tot de registratie van alle in 1925 ge
boren mannelijke personen, ten behoeve van wie
in genoemd tijdvak bij de bureaux van den Ge
meentelijken Crisis- en Distriebutiedienst een le
vensmiddelenkaart werd afgehaald. Aangezien als
gemeente van inschrijving gold de gemeente, waar
men op 1 December 1945 in het bevolkingsregister
was opgenomen en vóór dien datum reeds met de
registratie een aanvang was gemaakt, moesten in
verband met mogelijke afvoering van de vóór
1 December vertrokken personen de van de distri
butie verkregen gegevens met het bevolkingsre
gister worden vergeleken. Na deze handeling en