VERSLAG van het Gemeentelijk Ondersteuningsfonds voor ambtenaren en werklieden over het tijdvak van 8 October 1943 tot en met 6 Mei 1945. ambtenaren en I Instelling Ondersteuningsfonds, Op 10 Augustus 1943 besloot de toenmalige Bur gemeester tot opheffing van het Gemeentelijk Boetenfonds en tot instelling van een Gemeentelijk Ondersteuningsfonds voor ambtenaren en werk lieden. De bezittingen en schulden van het Boeten fonds werden overgedragen aan het Ondersteu ningsfonds. Een en ander trad in werking op 8 October 1943. Doel van het fonds. Het fonds had tot doel aan ambtenaren en werk lieden in dienst van de gemeente ’s-Gravenhage een uitkeering te verleenen in gevallen, waarin hun sociale omstandigheden van dien aard waren, dat het wenschelijk was daarin een voorziening te treffen. Voorts verstrekte het fonds in bijzon dere gevallen aan ambtenaren en werklieden in vasten dienst rentelooze leeningen. De uitkeering of leaning bedroeg ten hoogste f 500,per jaar per ambtenaar of werkman. Zij, die aan den Burgemeester hadden medege deeld op deelneming aan het fonds geen prijs te stellen, kwamen niet voor een uitkeering of een leening in aanmerking. d. de nadeelige koersverschillen op de beleggingen; e. de zegelkosten, verbonden aan beschikkingen op verzoeken om een uitkeering of een leening uit het fonds, de drukkosten en verdere kosten van administratie van het fonds; f. andere uitgaven, waarmede het fonds diende te worden belast. Indiening van en beslissing op een verzoek. Een uitkeering of leening kon worden verleend door den Burgemeester, op een ingediend schrif telijk verzoek. Raad van Advies. Alvorens op het verzoek een beslissing werd genomen, moest het advies van een Raad van Advies worden ingewonnen. Deze Raad bestond uit ten hoogste 8 door den Burgemeester voor een jaar te benoemen leden. De aftredende leden waren dadelijk herbenoembaar. Een tussahentjjds benoemd lid trad af op het tijd stip, waarop degene, in wiens plaats het was be noemd, zou zijn afgetreden. De Raad was op 16 Maart 1944 als volgt samen gesteld: a. lid-voorzitter: C. H. C. Sprenger, toenmalig wnd. hoofd van de afdeeling Sociale Zaken der Gemeentesecretarie; b. lid-secretaris: L. Henkes, referendaris A bij het Gemeentelijk Electriciteits-Bedrjjf; c. leden: G. J. W. Middelbeek, hoofd van de toen malige afdeeling Personeelszaken der Gemeen tesecretarie; J. H. J. van der Heijden, crisis ambtenaar ter Gemeentesecretarie, afdeeling Crisis- en Distributiedienst; W. van Hövlen, opzichter bij den Gemeentelijken Reinigings dienst; J. Rook, portier bij het Gemeentelijk Electriciteits-Bedrijf. Op zijn verzoek werd op 30 Mei 1944 aan W. van Hövlen eervol ontslag verleend. Op 1 September d. a.v. werd C. H. C. Sprenger ontheven van zijn Bijdragen van ambtenaren en werklieden. De ambtenaren en werklieden waren gehouden een maandelijksche bijdrage in het fonds te storten. Deze bijdrage bedroeg voor hen, die een bruto bezoldiging genoten a. van minder dan f 2.000,— per jaar f 0,15 b. van f 2.000,— tot f 3.000,— 0,25 c. van f 3.000,tpt f 4.000,0,50 d. van f 4.000,en hooger1, Onder bruto bezoldiging werd verstaan de bruto bezoldiging volgens de Gemeentelijke salaris- en loonregeling. De bijdragen werden van de bezoldiging inge houden en gestort in de kas van het fonds. Van de storting der bijdragen waren vrijgesteld degenen, die schriftelijk aan den Burgemeester hadden medegedeeld op deelneming aan het fonds geen prijs te stellen. Baten en lasten van het fonds. Ten bate van het fonds kwamen a. de bezittingen van het Boetenfonds op 8 Octo ber 1943; b. de aan ambtenaren en werklieden opgelegde boeten; c. de met de bezittingen van het fonds gekweekte rente; d. schenkingen aan het fonds; e. de vrijwillige bijdragen van werklieden; f. de voordeelige koersverschillen op de beleg gingen; g. een jaarlijksche, door den Burgemeester te be palen, bijdrage uit de Gemeentekas tot ten hoogste 50 pCt. van het totaal der van de amb tenaren en werklieden in het afgeloopen boek jaar ontvangen bijdragen, met dien verstande, dat elke door de Gemeente te verleenen bijdrage nimmer meer bedroeg dan f 12.500,en dat een Gemeentelijke bijdrage achterwege bleef, indien de middelen van het fonds in het voorafgaande boekjaar waren toegenomen met een bedrag, grooter dan de uitkeering der Gemeente over dat boekjaar; h. de aflossingen der leeningen; i. toevallige voor het fonds bestemde middelen. Ten laste van het fonds kwamen de schulden van het Boetenfonds op 8 October 1943; b. de uitkeeringen en leeningen aan ambtenaren en werklieden; c. belastingen, welke terzake van de uitkeeringen en de leeningen mochten worden geheven;

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1945 | | pagina 60