6
VERSLAG VAN DEN KEURINGSDIENST VAN WAREN.
Na de Kerstdagen werden talrijke klachten bij
den Dienst ingediend over schadelijk zelfrijzend
bakmeel. Dit product bleek met natriumsilicofluo-
riede bedeeld te zijn. Bij later onderzoek bleek, dat
deze giftige verbinding inplaats van het phos-
phorzure natron, niet dubbelkoolzure soda ver
mengd, als rijsmiddel aan tarwebloem was toege
voegd. De grossiers en winkeliers zijn onmiddellijk
door den Dienst gewaarschuwd, terwijl later ook
per radio de schadelijkheid van het betrokken merk
„zelfrijzend bakmeel” algemeen bekend is gemaakt.
Op talrijke voorraden is beslag gelegd.
Een vervolging is ingesteld tegen een handelaar,
die als „gemengd meel” het meel van spinaziezaad
leverde.
kennelijk aan uierontsteking lijdende koe, zesmaal
werden slijters vervolgd, die oude melk van te
geringe houdbaarheid hier in den handel brachten.
Tabel C geeft een overzicht van de resultaten
van het melkonderzoek, gerangschikt naar de ge
meenten, waarin de monsters zijn genomen.
Suiker en stroop.
Een partij suiker moest wegens verontreiniging
door keukenzout voor normaal gebruik worden
afgekeurd. De voorraad ie aan een groot keuken
bedrijf toegewezen.
Van de eonsumptiestroopen bezaten de door een
fabriek geleverde partijen huishoudstroop een veel
te laag suikergehalte. Het gewicht van den Inhoud
van potten stroop was in verscheidene gevallen
Specerijen (surrogaten).
Talrijke partijen surrogaat-specerjjen moesten
worden afgekeurd, omdat zij geen of een totaal
onvoldoende kruidende smaak bezaten.
In mosterd werd ook in dit jaar een watergehalte
tot 78 pCt. toegelaten.
Een als „piment” aangeduide waar bleek gema
len Spaansche peper te zijn; de aanduiding op de
verpakking werd verbeterd.
Melk.
Onderzocht werden 25 309 monsters melk, waar-
van 23 306 genomen zijn bij den melkhandel. Deze
laatste monsters zijn feitelijk afgeroomde melk,
waarvan het vetgehalte in het tijdperk van 7 Jan.
tot 31 Maart 2,— pCt., in het overige deel van het
jaar 2,5 pCt. moest bedragen.
Niet-afgeroomde melk, waarvan het gemiddelde
vetgehalte omstreeks 3,35 pCt. bedraagt, mocht aan
consumenten niet worden geleverd, behalve de als
„modelmelk” aangeduide waar.
Wegens den verkoop van melk van een lager
vetgehalte dan 2,pCt., onderscheidenlijk 2,5 pCt.,
werden 12 processen-verbaal opgemaakt. In deze
gevallen lag het vetgehalte 5 maal tusschen 1,1
en 1,4 pCt., 3 maal tusschen 1,5 en 1,9 pCt. en
4 maal tusschen 2,en 2,2 pCt.
Na 16 Mei was geen strafvervolging meer noodig
wegens aflevering van melk van te laag vetge
halte. Zooals uit tabel C blijkt, lag het gemiddelde
vetgehalte praetisch steeds binnen de daarvoor
aangewezen grenzen. Dit is mede te danken aan
de omstandigheid, dat geen taptemelk ter ver-
valsching beschikbaar was.
Het aantal gevallen, waarin de melk door water-
toevoeging vervalscht bleek te zijn, was grooter
dan in vorige jaren. Dit werd bij 811 monsters,
3.4 pCt. van het aantal onderzochte monsters,
vastgesteld, waarvoor 116 processen-verbaal moes
ten worden opgemaakt. Éénmaal was de melk met
de 3 a 4 voudige hoeveelheid water verdund, in
twee gevallen was omstreeks 30 pCt. water toege
voegd, in het meerendeel der overige gevallen
bleek de melk met 5 a 10 pCt. water te zijn ver
valscht, terwijl ook enkele stelselmatig toegepaste
vervalschingen van geringen omvang werden vast
gesteld.
De opgelegde geldboeten stegen in enkele ge
vallen tot f 400,f 500,en f 1.000,terwijl prin
cipale hechtenisstraffen van 2, 3 en 6 maanden
werden opgelegd.
De strijd tegen het afroomen van de melk door
veehouders werd ook dit jaar voortgezet. Tot 1 Mei
werden deswege 64 processen-verbaal opgemaakt,
de andere 31 processen-verbaal in de maanden
Juni tot September.
Vastgesteld werden afroomingen tot 0,9, 1,3 en
1.5 pCt., terwijl éénmaal de melk bovendien door
watertoevoeging was vervalscht.
Een strafvervolging werd ingesteld tegen een
veehouder wegens het afleveren van melk van een
Margarine, vetten, oliën.
In de laatste maanden van het jaar bleken tal
rijke monsters margarine een te hoog watergehalte
te bezitten. Al deze te waterrijke margarines
waren door „ompakkers” geleverd. Zij voerden als
verontschuldiging aan, dat de margarine, welke
hun door de fabrieken onverpakt geleverd werd,
reeds een watergehalte van nagenoeg 16 pCt. be
vatte, terwijl het verpakken niet kon geschieden
zonder water toe te voegen, waarbij de gestelde
grens werd overschreden.
Bespreking van deze aangelegenheid met het
Bedrijfschap voor Margarine, Vetten en Oliën heeft
er in 1946 toe geleid, dat aan de ompakkers mar
garine zal worden beschikbaar gesteld met een
vochtgehalte tusschen 15,— en 15,3 pCt.
Van de onderzochte botermonsters waren een
viertal van te hoog vochtgehalte (tot 17,9 pCt.).
Onderwicht in de pakjes kwam nogal eens voor.
De grootste afwijking bedroeg 19 gram (op 250
gram). Van eenigszins belangrijke afwijkingen
werd mededeeling gedaan aan de Rjjkszuivelin-
spectie.
In de onderzochte monsters bak- en braadvet
werd geen onverzeepbaar vet aangetroffen.
Melkproducten.
Deze waren uiterst schaarsch. Bovendien was
de karnemelk van slechte kwaliteit, zoodat 8 maal
proces-verbaal wegens het verkoopen van een on
deugdelijk product werd ongemaakt.
Een strafvervolging werd ingesteld wegens het
vervoeren van een bus met water naast melk op
hetzelfde vervoermiddel, éénmaal wegens het ont
breken van een aanduiding betreffende de soort
van het verkochte melkproduct.
Bjj het nemen van melkmonsters werd een keur
meester zoodanig mishandeld, dat hij gedurende
langen tijd zijn functie niet kon waarnemen.