19
I
r
1
r
I
t
i
.i
a
9
I
diensten gedane uitgaven, was het noodzakelijk
duidelijke richtlijnen te geven.
Uiteraard was ter uitvoering van een en ander
nauw overleg noodzakelijk met de afdeling Fi
nanciën der Gemeentesecretarie.
a. Puinruimingswerken.
Daar bij de oprichting van de Gemeentelijke
Dienst voor de Wederopbouw geen zekerheid be
stond t.a.v. de vraag op welke wijze en in hoe
verre het Rijk zou bijdragen in door de Gemeen
te gemaakte kosten voor puinruimingswerken,
terwijl bovendien aan het eind van 1945 geen
positieve gegevens bekend waren van de door
onderscheidene bedrijven en diensten, ten be
hoeve van bepaalde puinruimingswerken ge
maakte kosten, is, op grond van een globale be
cijfering en na verschillende besprekingen met
vertegenwoordigers van het College van Alge
mene Commissarissen voor de Wederopbouw, bij
schrijven van 19 December 1945, no. 154121, afd.
O.W.B. aan genoemd College een eerste voor
schot van 90 pCt. gevraagd op de door de Ge
meente gedane uitgaven tot een bedrag van
rond vier millioen gulden.
Bij schrijven van 15 Januari 1946, no. 2615,
werd door het Rijk een voorschot verleend van
f 2.880.000,— d.w.z. 80 pCt. van het gevraagde
bedrag of 72 pCt. van het totaal der geschatte
uitgaven. In aansluiting daarop werd, bij schrij
ven van 19 Maart 1946, no. 158811, afd. O.W.B.
op grond van enige van de bedrijven en diensten
ontvangen rekeningen én in overleg met hen
gemaakte schattingen, waarbij de uitgaven
voor puinruiming tot en met eind Februari 1946
in totaal op bijna acht millioen gulden werden
becijferd, een nieuwe voorschotaanvrage inge
zonden. Op deze aanvrage werd 23 April 1946
van het College van Algemene Commissarissen
een aanvullend voorschot ontvangen van
f 1.200.000,—.
Terzake gepleegd overleg bevestigde echter,
dat deze voorschotverlening aan de Gemeente
niet zou worden gecontinueerd en dat nauwkeu
rig gespecificeerde declaraties bij het Rijk moes
ten worden ingezonden. Aan de hand van de
inmiddels door de bedrijven en diensten inge
zonden rekeningen werden daarna met spoed
declaraties voor het College van Algemene Com
missarissen samengesteld. Niettegenstaande het
feit, dat er tot en met Juli 1946 8 declaraties tot
een totaal bedrag van bijna f 7.000.000,waren
ingezonden, bleven verdere bijdragen van het
Rijk uit. Nadat herhaaldelijk getracht was ver
betering in de voorschotverlening te verkrijgen,
werd op 30 Juli 1946 een bespreking gehouden
met vertegenwoordigers van het College van
Algemene Commissarissen. In het bijzonder werd
de nadruk gelegd op de trage voorschotverle
ning; het belangrijkste resultaat van deze be
spreking was de toezegging, dat op de ingezon
den declaraties direct een aanvullend voorschot
zou worden verleend, waardoor het aan de Ge
meente verstrekte bedrag werd verhoogd tot
f 6.500.000,—. Inderdaad is op 9 Augustus 1946
een nieuw voorschot ontvangen van f 2.420.000,
Het tweede resultaat was de toezegging, dat in
het vervolg op door de Gemeente in te zenden
declaraties regelmatig voorschotten zouden wor
den verstrekt. In een op 28 November 1946
wederom met vertegenwoordigers van het Col
lege van Algemene Commissarissen gehouden
bespreking, waarbij nogmaals op verhoging van
de voorschotten was aangedrongen, werd ten
slotte de toezegging verkregen, dat op de in te
zenden declaraties een voorschot tot 90 pCt. van
de gedeclareerde bedragen zou worden verstrekt,
terwijl ook ten aanzien van reeds ingezonden
declaraties en inmiddels verstrekte voorschotten
een gelijke beslissing werd genomen.
De op bldz. 10 volgende staat geeft een over
zicht van de over de dienstjaren 1945 en 1946 bij
het College van Algemene Commissarissen voor
de Wederopbouw ingezonden declaraties wegens
door de Gemeente voor opruimingswerken ge
maakte kosten, alsmede van de door voornoemd
College verstrekte voorschotten.
VERSLAG GEMEENTELIJKE DIENST VOOR DE WEDEROPBOUW.
declaraties.
Inzending van