22 8 Behalve de pogingen tot opheffing van het noodziekenhuis aan het Westeinde door opne ming van deze patiënten in de Gemeentelijke Verzorgingshuizen werd met het Bestuur van de Joodse Kerkelijke Gemeente een regeling ge troffen tot overdracht met ingang van 1 Mei 1946 van het speciaal voor Israëlieten bestemde noodtehuis aan de Prins-Mauritslaan. ziekenfondsen, inclusief begrafenisfondsen, even- ziekenhuisverpleging en Ministerie van Sociale Zaken. Op grond van de circulaire van de Minister van Sociale Zaken d.d. 19 Maart 1946, no. 4836, Afd. Sociale Bijstand, kunnen de kosten van verzorging van gezinnen van politieke delin quenten (inclusief het gezinshoofd c.q. de kost winner) eventueel worden vergoed door het Ministerie van Sociale Zaken. Wanneer het gezinshoofd c.q. de kostwinner tenminste 13 weken als loonarbeider heeft gewerkt, kan hij daarna bij werkloosheid weer op gelijke voet met andere personen in de overbruggingsrege- ling worden opgenomen. Ministerie van Justitie. Blijkens een tot de gemeentebesturen gerichte circulaire van 17 November 1945 is de zorg van de kinderen, wier ouders om politieke redenen zijn geïnterneerd, met ingang van 1 November 1945 door het Militair Gezag overgedragen aan het Ministerie van Justitie. Daar de betaling van de verpleeggelden evenwel tot 1 Januari d.a.v. door het Militair Gezag geschiedde, kon den de gemeenten tot die datum de verpleeg gelden via de Provinciale Inspecteurs voor Bijzondere Jeugdzorg bij de Staf Militair Gezag declareren. Van 1 Januari 1946 af kwamen de verpleeggelden voor deze kinderen rechtstreeks ten laste van het Ministerie van Justitie. van het inkomen, echter nog rekening gehouden met een zg. vrijblijvend gedeelte, dat groter was naarmate ook het inkomen hoger en het aantal gezinsleden groter werd, terwijl slechts ten dele rekening gehouden werd met het inkomen van de overige gezinsleden en het niet uit arbeid verkregen inkomen, o.a. pensioenen, invalidi- teits-, ongevallen-, ouderdoms-, weduwen- en wezenrente en ziekengeld. (Ten aanzien van de politieke delinquenten werd een regeling met het Nederlands Beheers instituut getroffen inzake de vergoeding van inwonenden, die nog gelden bij dit instituut in beheer hadden, waardoor de ten laste van de Gemeente of het Rijk komende kosten voor de verzorging van deze personen geheel of gedeel telijk werden terugbetaald. Centraal Bureau Verzorging Oorlogsslachtoffers. Naar aanleiding van een op 14 Januari 1946 door de Wethouder van Sociale Zaken met ver tegenwoordigers van deze instelling gehouden bespreking heeft het Gemeentebestuur zieh bij schrijven van 2 Mei 1946, no. 161213 afd. S.Z., nogmaals tot genoemd Bureau gewend, waarin o.a. voor de volgende punten een definitieve regeling werd verzocht. Ten laste van het Rijk komen de verpleeg- kosten tot een bedrag van f 1,90 per dag en per persoon van de in de noodtehuizen opge nomen oorlogsslachtoffers, waartoe o.a. gere kend worden bombardementsslachtoffers, gere- patrieerden, geëvacueerden en verder personen, die door oorlogsomstandigheden hun woning hebben verlaten en deze later verwoest of leeg geplunderd hebben terug gevonden. Verder komen ten laste van het Rijk aan de inwonenden betaalde zakgelden, ten behoeve van hen be taalde premie voor ziekenhuisverpleging, tueel de kosten van begrafeniskosten. In mindering van de aan het Rijk te decla reren kosten komen de door de Gemeente, vol gens de toen geldende regeling, van de inwonen den ontvangen kwartiergelden. Bij brief van 27 Mei 1946, no. 45756, is een en ander door het Centraal Bureau Verzorging Oorlogsslachtoffers bevestigd, maar werd tevens medegedeeld, dat ten behoeve van armlastigen en door de Politieke Opsporings-Dienst geplaats ten generlei bijdragen zouden worden verleend. Ministerie van Binnenlandse Zaken. Met betrekking tot de door de Gemeente ge maakte kosten wegens ondersteuning ingevolge de Armenwet van gezinnen of gezinsleden van geïnterneerde politieke delinquenten deelde de Minister van Binnenlandse Zaken, na overleg met zijn ambtgenoot van Financiën, bij rond zendbrief van 26 November 1945, no. 3480 afd. A, aan de gemeentebesturen mede, dat, gezien de zeer bijzondere aard dezer uitgaven, van Rijks wege in de betreffende kosten een bijdrage zal worden verleend van 75 pCt. Daar het slechts de bedoeling is de gemeenten tegemoet te komen in de hogere uitgaven zal, indien één of meer leden van tot de betrokken categorie behorende personen reeds voor de bevrjjding min of meer regelmatig onderstand ontvingen, de Gemeente ook de kosten van ondersteuning na de bevrij- ding geheel zelf moeten dragen. VERSLAG TIJD. GEM. DIENST V. H. ONDERBRENGEN VAN OORLOGSSLACHTOFFERS IN NOODTEHl JZEN. I Overige maatregelen. Financiële verhouding van de Gemeente tot de ver schillende Rijksinstellingen als gevolg van de exploi tatie der Gemeentelijke noodtehuizen.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1946 | | pagina 258