36
18
profiteren. Ook bij enkele leerlingen van de
school werd een intelligentie-onderzoek inge
steld om na te gaan, of overplaatsing naar een
debielenschool in het belang van deze kinderen
moest worden geacht. Met de hoofdambtenaar
voor de nazorg van oud-leerlingen der scholen
voor b.l.o. werd als vroeger samengewerkt. Bij
13 (4) leerlingen werd een psychotechnisch on
derzoek verricht, om de geschiktheid voor een
vereenvoudigde ambachtsschoelopleiding te be
palen. In niet meer dan 6 van deze gevallen kon
een gunstig advies worden uitgebracht. Samen
werking met de afdeling Geestelijke Volksge
zondheid werd regelmatig in stand gehouden.
Opvallend is de relatieve vermindering van
het aantal slechthorenden en de vermeerdering
van het aantal spraakgebrekkigen. Dat de reden
hiervan niet gezocht moet worden in het ver
minderen van het aantal slechthorende kinde
ren op de lagere scholen blijkt wel uit het feit,
dat alléén in December op verzoek van school
arts, schoolhoofd of ouders al 5 ernstig slecht
horende kinderen ter onderzoek kwamen, waar
van enige van 11 tot 15 jaar oud waren en wier
doofheid reeds uit hun prille jeugd dateerde. De
gezondheidstoestand was over het geheel beter
dan in 1945. Toch bedroeg het aantal consulten
van arts en helpster dit jaar 13 900. Verreweg
het grootste deel der gevallen betrof huidaan
doeningen en slijmvliescatarrh van de bovenste
luchtwegen. Een duidelijke vermeerdering van
de overgevoeligheid van het dekweefsel voor
infecties was onmiskenbaar. Getracht wordt de
kinderen met al of niet geopereerd gespleten
gehemelte, indien de spraak dit nodig maakt,
te doen opereren onderscheidenlijk heropereren.
Hoe langer hoe meer medewerking van de ouders
wordt hierbij ondervonden. De controle van het
gehoor der leerlingen en de regelmatige behan
deling der chronische otitidesen catarrhen heeft
goede resultaten. De meeste looporen worden
onder de behandeling droog en meestal heeft
dit enige gehoorsverbetering tot.gevolg. Opval
lend is het grote percentage der zg. sensorisch
hoorstommen, dat aan meer of min ernstige
slechthorendheid lijdt. De doofheid is hierbij
steeds één van het centrale type en is niet te
verbeteren. Daartegenover staat de zg. frequente
slechthorendheid bij lijders aan gespleten ge
hemelte, die bijna steeds van het perifere type
is en door regelmatige behandeling meestal
verbetert of zelfs geneest.
Het aantal candidaat-leerlingen voor het b.l.o.,
dat in 1946 moest worden onderzocht, bereikte
de nog nooit gekende hoogte van 565 (239). Of
deze enorme stijging in hoofdzaak berust op het
feit, dat in de beide voorafgaande jaren ten ge
volge van de oorlogsomstandigheden een achter
stand was ontstaan, die nu moest worden inge
haald, zal in latere jaarverslagen eerst met
zekerheid kunnen worden beoordeeld. Wel kan
worden vastgesteld, dat het aantal candidaten,
dat wegens te goede intelligentie of te jeu-gdige
leeftijd niet tot het b.l.o. werd toegelaten en dat
94 of 16,6 pCt. (27 of 11,3 pCt.) bedroeg, hoger
was dan het in vroegere jaren placht te zijn,
toen het zelden de 15 pCt. bereikte. Dit schijnt
er op te wijzen, dat de hoofden der gewone
scholen gemakkelijker dan vroeger tot het op
geven van een candidaat zijn gekomen, om de
toch reeds overbelaste klassen zo veel mogelijk
van de slechtste leerlingen te ontdoen. Wij zou
den dus in het grote aantal candidaten een na-
oorlogsverschijnsel hebben te zien, dat wellicht
in volgende jaren tot meer met de vroegere pro
porties overeenkomende cijfers zou kunnen
teruggaan. Intussen zijn er ook wel aanwijzin
gen, dat het aantal zwakzinnigen inderdaad
stijgende is, hetgeen aan de nawerking van de
ongunstige oorlogsjaren (ondervoeding, stijging
van het aantal onwettige geboorten, geslachts
ziekten) zou kunnen worden toegeschreven. Hoe
dit alles zich verder zal ontwikkelen valt thans
nog niet te overzien. Van de onderzochte candi
daten waren 248 (99) van openbare en 317 (140)
van bijzondere scholen afkomstig. De meerder
heid der candidaten van bijzondere scholen
afkomstig, welke zich in 1945 voor het eerst
heeft voorgedaan, bleef dus in 1946 gehandhaafd.
Van de tot het b.l.o. toegelaten 471 candidaten
werden 71 of 15,1 pCt. niet op de voor hen ge
schikte school geplaatst. Dit hoge aantal komt
in hoofdzaak voor rekening van de Chr. bijzon-
Het werk van de schoolarts voor het b.l.o.
vond in 1946 weer gewoon voortgang en bleek
niet alleen in vergelijking met de laatste oor
logsjaren, maar ook ten opzichte van de jaren
vóór de tweede wereldoorlog, een aanzienlijke
uitbreiding te hebben ondergaan. Op de school
voor slechthorenden en spraakgebrekkigen
werden de leerlingen geregeld lichamelijk
onderzocht en onder controle gehouden. Met de
aan die school verbonden oor- en spraakarts
werd geregeld voeling gehouden inzake de tot
de school toe te laten candidaten, bij wie in
enige gevallen een experimenteel-psychologisch
onderzoek moest worden verricht, ten einde uit
te maken of zij wel intelligent genoeg waren,
om van het onderwijs aan de school te kunnen
VERSLAG VAN DE GEM. GENEESKUNDIGE EN GEZONDHEIDSDIENST.
Candidatenonderzoek.
Werkzaamheden van de schoolarts voor buiten
gewoon lager onderwijs.