11 Verordening, regelende de verzekering tegen de geldelijke gevolgen van ongevallen bij het ver richten van werkzaamheden ten behoeve van de Gemeentelijke luchtbescherming, ingetrokken met ingang van 16 September d.a.v. Bij Raadsbesluit van 17 November 1947, corr. no. 195 976 afd. S.Z., werd met ingang van 1 Augustus 1947 een nieuwe loonregeling voor Gemeentewerklieden ingevoerd. Bij Raadsbesluit van 1 December 1947 (Bijl. 546) werd gewijzigd de Verordening betreffende het onderwijzend personeel van de openbare scholen voor gewoon, voortgezet gewoon en uit gebreid lager onderwijs der gemeente ’s-Gra- venhage (Verordening no. 10 van 1943). Het betrof een verbetering van de bezoldiging van de vakonderwijzers en van enkele kleinere groe pen van onderwijzend personeel. Bü Raadsbesluit van 22 December 1947, corr. no. 195 976, afd. S.Z., werd aan ten laste van de Gemeente gepensionneerden over 1947 een extra- pensioenuitkering ineens toegekend ten bedrage van een vierde gedeelte van het pensioen, met dien verstande dat een bedrag van f 500,niet zou worden overschreden. komsten uit anderen hoofde de gederfde wedde overtroffen, in 2 omdat opzettelijk onjuiste in lichtingen waren verstrekt en in 14 om andere redenen. In 2 gevallen werd een disciplinaire straf her zien (art. 21 der Wet). In 3 gevallen werd een disciplinaire straf, opgelegd op een buiten de bezetting gelegen grond, gehandhaafd (art. 211 der Wet). Van de overblijvende 124 verzoeken werden er 7 ingetrokken, terwijl 117 aanvragen aan het einde van het verslagjaar nog in behandeling waren. In totaal werd aan het personeel aan schade loosstellingen uitgekeerd een bedrag van f 664.383,Dit bedrag zou aanmerkelijk hoger zijn geweest, indien in het Eerste Uitvoerings besluit Wet Rechtsherstel overheidspersoneel 1946 (S. H 110) niet ware bepaald, dat op de toe te kennen schadeloosstellingen in mindering moeten worden gebracht de geldelijke inkom sten, genoten uit wachtgeld, uit eigen arbeid en ondersteuning, welke van of vanwege illegale zijde zijn ontvangen en niet later zijn geresti tueerd. Aan ondersteuning als vorenbedoeld is op de schadeloosstellingen ingehouden een bedrag ad f 58.415,22, welk bedrag te zijner tijd zal worden overgemaakt aan de Stichting Natio naal Steunfonds te Amsterdam. De door de Gemeentelijke Dienst voor Sociale Belangen verstrekte ondersteuningen ad f 6.102.40 in totaal, welke eveneens op de toe te kennen scha deloosstellingen werden ingehouden, zijn inmid dels aan deze Dienst teruggestort. De Adviescommissie Rechtsherstel behandelde in 1947 een tiental gevallen, o.a. met betrekking tot de bevordering van tijdens de bezetting niet ontslagen personeelsleden, welke bevordering op last van de bezettende macht niet mocht plaats vinden. In de Wet Rechtsherstel overheidsper soneel 1946 is nl. voor deze gevallen geen voor ziening getroffen. De Commissie oordeelde het uit billijkheidsoverwegingen wenselijk, ook hen voor positieverbetering met terugwerkende kracht in aanmerking te doen komen. Naast de schadeloosstellingen aan het perso neel werden ingevolge de Wet Rechtspositie burgerlijke gezagsdragers en leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (S. G 112) aan de Wethouders, wier zittingsperiode op last van de bezettende macht vóór de normale datum van aftreden moest worden beëindigd, schade loosstellingen toegekend tot een bedrag van f 19.030,54, terwijl tengevolge van de herziening van het ontslag van Burgemeester Mr. Dr. S. J. R. de Monehy, welke beschikking werd ge nomen door de Minister van Binnenlandse Op 1 Mei 1947 trad de Wet Rechtsherstel Over heidspersoneel 1946 in werking. Ingevolge deze wet kwamen in 1947 bij Burgemeester en Wet houders 474 verzoeken om rechtsherstel binnen (exclusief politiepersoneel). Hierop werd be schikt als volgt. In 16 gevallen werd het destijds op een buiten de bezetting gelegen grond verleende ontslag bekrachtigd (art. 41 onder A der Wet). In deze gevallen bestaat geen aanspraak op schadeloos- I stelling. In 116 gevallen werden requestranten weer in dienst genomen (art. 41 onder B der Wet), en wel in 111 gevallen mèt en in 5 gevallen zónder schadeloosstelling, omdat de tijdens de ontslag- periode genoten inkomsten de gederfde wedde overtroffen. In 13 gevallen werd een verzoek om herzie ning van het ontslag niet-ontvankelijk ver klaard, waarvan in 9 gevallen, omdat het dienst verband ook onder normale omstandigheden niet langer dan een jaar zou hebben geduurd (art. 2ni der Wet) en in 4 gevallen omdat de Wet op het geval niet van toepassing was. In 178 gevallen werd op grond van art. 9 der Wet aan niet-ontslagen personen („onderdui kers” e.d.) een schadeloosstelling toegekend. In 22 gevallen werd geen schadeloosstelling vol gens art. 9 toegekend; in 6 hiervan omdat in- Rechtsherstel Gemeentepersoneel.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1947 | | pagina 21