22
2
is bij besluit van de Gemeenteraad d.d. Mei 1947
met ingang van 15 Mei 1947 een legesheffing op
woningvergunningen en vergunningen tot in
woning ingesteld.
Door de Commissie van toezicht en advies op
het Gemeentelijk Bureau voor de Huisvesting
zijn in haar vergadering van 14 November 1946
richtlijnen vastgesteld voor het verlenen van
woningvergunningen en vergunningen tot in
woning. In de loop van het jaar 1947 hebben
eontactvergaderingen plaats gehad met de Bur
gemeesters van de gemeenten Leidschendam,
Rijswijk, Voorburg en Wassenaar om te komen
tot eenzelfde gedragslijn bij het verlenen van
vergunningen voor het in gebruik nemen van
woongelegenheid. Deze samenwerking met de
betreffende gemeenten is vrijwillig tot stand
gekomen, waardoor voorkomen is, dat ingevolge
artikel 29 van de Woonruimtewet 1947 de sa
menwerking dwingend zou worden voorge-
sehreven.
Met ingang van 15 Juli 1947 w’erd de heer
C. A. Taseiaar benoemd tot directeur van het
Gemeentelijk Bureau voor de Huisvesting.
Het personeel, dat in dienst van het Centraal
Bureau voor de Huisvesting te ’s-Gravenhage
en Omgeving was, werd op 1 December 194b
behoudens enkele uitzonderingen door het i
Gemeentelijk Bureau voor de Huisvesting over
genomen.
In dienst van het Bureau w-aren:
Huur en onderhoud gebouw, verwarming enz
Sedert 20 Juli 1946 was het Centraal Bureau
voor de Huisvesting te ’s-Gravenhage en Om
geving ondergebracht in de hogere burgerschool
voor meisjes, Stadhouderslaan 84.
Bij de opheffing van dit Bureau op 15 October
1946, en de instelling van het Gemeentelijk Bu
reau voor de Huisvesting bleef de huisvesting
ongewijzigd. Ter beschikking van het Bureau
Moeilijkheden met het personeel hebben zich
niet in grote omvang voorgedaan, hoewel in een
paar gevallen tot ontslag met rechtsvervolging
moest worden overgegaan.
2,18 i
De bestaande besluiten, t.w. het Algemeen
Vorderingsbesluit en het Vorderingsbesluit
Woonruimte, zijn vervangen door de Wet van
4 Augustus 1947, tot bevordering van doelma
tige verdeling van woongelegenheid „Woon
ruimtewet 1947”, (Staatsblad No. H 291). Deze
Wet, welke in werking is getreden op 1 October
1947, verleent aan Burgemeester en Wethou
ders, ingevolge artikel 7, ter bevordering van
een doelmatige verdeling van woongelegenheid
in de Gemeente, de bevoegdheid tot vordering
van woonruimte, gebouwen en inkwartiering
in woningen. Ingevolge artikel 8 van de Woon
ruimtewet 1947 mogen Burgemeester en Wet
houders van deze bevoegdheid geen gebruik
maken, dan na voorafgaande raadpleging van
een commissie van advies.
Als uitvloeisel van laatstgenoemd artikel is
bij besluit van de Gemeenteraad d.d. 20 October
1946 vastgesteld de Verordening, regelende de
instelling en de werkw'ijze van de Commissie
van advies, bedoeld in artikel 8 van de Woon
ruimtewet 1947 voor de gemeente ’s-Gravenhage
(Commissie Vordering Woonruimte).
Deze Commissie bestaat uit vijf leden. De
leden worden, met inachtneming voor zover mo
gelijk van de ter zake door de Minister van Bin
nenlandse Zaken gegeven richtlijnen, op aanbe
veling van Burgemeester en Wethouders, door
de Gemeenteraad benoemd.
Tot leden van deze Commissie zijn door de
Gemeenteraad benoemd: de heren J. W. v. d.
Akker (Raadslid), G. J. Th. Bakker (namens
huiseigenaren), Mr A. F. van Manen (namens
hypotheekhouders), A. J. van Hagen (namens
de vakbew-eging) en mevrouw- Mr C. Roeper
Bosch-Versteeg (namens de huisvrouwen); tot
plaatsvervangende leden onderscheidenlijk de
heren H. Smitskamp, J. O. van Griethuysen,
Mr G. W. O. de Veer, H. R. Plomp en mevrouw
A. M. Geensen-de Roos, en tot adjunct-secreta-
ris, de heer J. L. Ancion.
Bij besluit van de Gemeenteraad van gelijke
datum is artikel 1 van de Verordening d.d. 6 Mei
1947 gewijzigd in die zin, dat het toezicht en
het advies zich zal bepalen tot alle zaken, welke
op het Bureau betrekking hebben, voor zover
die taak niet is opgedragen aan de Commissie
van advies, bedoeld in artikel 8 van de Woon-
ruimtew-et 1947 (Commissie Vordering Woon
ruimte).
Als gevolg van de Woonruimtewet 1947 was
het noodzakelijk, dat de Verordening Woonge
legenheid werd gewijzigd. Daartoe is bij besluit
van de Gemeenteraad op 22 December 1947 de
Verordening Woongelegenheid II vastgesteld,
zodat daarmede tevens was voldaan aan het ge
stelde in artikel 4 van de Woonruimtewet 1947.
Ter gedeeltelijke dekking van de kosten van
het Gemeentelijk Bureau voor de Huisvesting
VERSLAG VAN HET GEMEENTELIJK BUREAU VOOR DE HUISVESTING.
Datum
Totaal.
13
1947
1916
w
1 Januari
1 Juli
15 October
1 December
1 Januari
31 December
Vaste
ambte
naren.
16
16
18
Gedeta
cheerde
am bte-
naren.
233
192
192
168
Arbeid*
contrac
tanten.
Personeel.
Algemene zaken.
393
265
246 i
268 1
186