26 2 Vrachtschepen deden gedurende het verslag jaar de haven niet aan. Gedurende enige maanden in het verslagjaar koos een achttal mijnenvegers der Koninklijke Nederlandse Marine ligplaats in de eerste bin nenhaven. Zjj ruimden mijnen op in de nabij heid van de kust. Vier duedalven werden geplaatst in de tweede binnenhaven; dit werk kwam eind November 1947 gereed. Het mistsignaal werd tijdens mist gedurende 27 dagen of gedeelten daarvan in werking ge steld, met een totaal van 113 uren. Aan de haringvisserij namen deel 3 stoom- loggers en 97 motorloggers; in totaal 100 schepen, die 1046 reizen maakten; derhalve gemiddeld 10 a 11 reizen per schip. Het grootste gedeelte van de vloot ging 13 Mei 1947 naar zee en bleef tot de Kerstdagen ter vangst. Een zestal loggers was in Januari 1948 van deze vangst nog niet binnen. De diepte in de buitenhaven was gedurende het verslagjaar gunstig te noemen. Medio Juni 1947 werd de hinderlijke „defensiedrempel” geheel verwijderd. Wegens het buitengewoon gunstige weer gedurende de zomer 1947 was de diepte in de buitenhaven van dien aard, dat vele malen vol beladen schepen zelfs met laag water of half tij de haven in en uit konden varen. Door de stormen in November en December 1947 uit het N.W. is de monding van de haven ondieper geworden, zodat het getijsein, oor spronkelijk bepaald op 26 D.P., nadien op 20 D.P. moest worden gesteld. De rederij Koppe N.V. te Amsterdam onder hield met het m.s. „W. F. van der Wijck”, van de veerdienst EnkhuizenStavoren, pleizier- vaarten op de Noordzee van de haven te Sche- veningen uit, van 28 Juni tot 6 September 1947. Gedurende die tijd bleef het schip ligplaats houden in de eerste binnenhaven. Op 7 Septem ber 1947 is de „W. F. van der Wijck” met be stemming Amsterdam vertrokken. De reizen mochten zich in de belangstelling van het publiek verheugen; 145 000 personen maakten van deze tochten gebruik. Door anderen werden met een motor- en een zeilvlet eveneens zulke vaarten ondernomen. Met betrekking tot de voor gekomen on ge vallen is o.m. te vermelden, dat 19 maal een vaartuig wegens defecte motor door een ander schip werd binnengesleept; 5 kleine schepen zijn in de haven gezonken en daarna gelicht; de mo torlogger Sch 195, die in zee een lek kreeg, was in staat Engeland te bereiken en is ten slotte, na aldaar voorlopig te zijn gerepareerd, te Sche- veningen binnengekomen. Verscheidene keren zijn binnenkomende mo torloggers door te lage waterstand aan de grond geraakt. Viermaal werd een lichtboei binnen gebracht. De Rijksbetonningsdienst verwijderde een drietal boeien. Tweemaal kwam een mijn op het strand tot explosie. Eenmaal werd een mijn uit het net van de vlet Sch 139 opgehaald, zonder ongevallen te veroorzaken. Gedurende het verslagjaar kwam 11 maal een vaartuig binnen met een zieke of een gewonde aan boord. Zoals gewoonlijk werd aan de vaar tuigen geen verbinding met de wal toegestaan, alvorens de door de Gemeente voor onderzoek aangewezen geneeskundige hiertoe vergunning had gegeven. De patiënten werden naar een zie kenhuis vervoerd of konden naar hun woning worden gebracht. Sterfgevallen kwamen op de schepen ter zee niet voor. In de binnenhavens bleef de gewenste diepte goed op peil, slechts bij zeer laag water liepen enkele schepen bij Oostenwind aan de grond. Tot 31 December 1947 werden 1 563 vaartuigen naar de Vissershaven geschut met een totaal laadvermogen van 63908 m3, tegen 976 schepen met 46 280 m3 in 1946. Uit die haven werden geschut 1562 vaar tuigen met een totaal laadvermogen van 63 794 m3, tegen 1019 schepen met 48 015 m3 in 1946. De geleidelichten, aanwijzende de as van de buiten- en binnenvoorhaven, zijn versterkt en tot op 8 mijl zichtbaar. De kleur is oranje, de richting Z.O. 1/4 Z. magnetisch. VERBLAG GEM. DIENST VAN HAVEN- EN MARKTWEZEN. Buitenhaven. Vrachtvaart. Mijnenveegdienst. Ducdalven. Mistsignaal. Haringvisserij. Passagiersvaart. Ongevallen. Quarantaine. Binnenhavens. Schutsluis. Geleidelichten.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1947 | | pagina 295