32 3 en bepalingen zijn in de nieuwe regeling over genomen, zoals bijv, ten aanzien van de opne ming van politieke delinquenten en werknemers van andere dan Nederlandse nationaliteit. Op enkele kenmerkende verschilpunten moet hier echter de aandacht worden gevestigd. Zoals uit het bovenstaande citaat reeds blijkt is aan de werking van de overbruggingsregeling een grens gesteld. Deze grens is bepaald op 13 weken of 78 dagen. Uiteraard droeg ook de oude rege ling een tijdelijk karakter, maar hierbij was een eenmaal toegekende uitkering niet aan een be paalde tijdsduur gebonden. Tevens is bij de nieuwe overbruggingsregeling overgegaan tot het berekenen van de uitkering per dag. Vol gens de oude regeling geschiedde dit per week. Het kenmerkende verschil tussen de nieuwe overbruggings- en de sociale bijstandsregeling ligt hierin, dat sociale bijstand wordt toegekend naar behoefte, naar noodzakelijkheid. Van geval tot geval dient hierbij te worden beoordeeld of de financiële of gezinsomstandigheden van be langhebbende financiële bijstand noodzakelijk maken. De overbruggingsuitkering daarentegen is afhankelijk gesteld van een periode van 13 weken of 78 dagen werken. Hierbij speelt het behoefte-element geen enkele rol. Bij nadere vergelijking van beide regelingen treden nog de volgende punten naar voren. Zowel de overbruggings- als de sociale bij standsregeling gelden uitsluitend voor valide en bonafide werknemers, die onvrijwillig en buiten hun schuld geheel of gedeeltelijk werk loos zijn gew'orden. Voor een uitkering krach tens de overbruggingsregeling kunnen, met in achtneming van de bovengestelde beperking, de volgende groepen in aanmerking worden ge- gebracht: lc mannelijke werknemers; 2° vrouwelijke werknemers, na verkregen toe stemming van de Minister van Sociale Zaken; 3 geëvacueerden; 4 onvoorwaardelijk vrijgelaten politieke delin quenten (alle andere politieke delinquenten komen eerst dan voor een uitkering in aanmerking, indien zij na hun vrijlating tenminste 13 weken of 78 dagen volwaardige loondienst in het vrije bedrijf hebben ver richt); werknemers van andere dan van Nederlandse nationaliteit slechts dan, indien zij geen onderdanen zijn van een vijandige staat, vóór 10 Mei 1940 in Nederland woonden, hier te lande met werken in loondienst in hun onderhoud voorzagen en na de bevrijding tenminste 13 weken of 78 dagen in het vrije bedrijf in volwaardige loondienst hebben ge werkt. Voor een uitkering krachtens de sociale bij standsregeling komen in aanmerking: 1° mannelijke werknemers, die niet of niet meer een uitkering krachtens de overbruggings regeling kunnen ontvangen; 2° vrouwelijke werknemers, na verkregen toe stemming van de Minister van Sociale Zaken en overigens op de voorwaarde als onder 1° genoemd; 3° de moeilijk plaatsbaren; 4° kleine zelfstandigen, groep A; 5° politieke delinquenten, voorzover zij niet vallen onder de overbruggingsregeling. Zowel de werkloze zelf als de werkloze leden van zijn gezin, die 16 jaar of ouder zijn, moeten zich voor uitkering krachtens een van beide regelingen bij het Gewestelijk Arbeidsbureau laten inschrijven. Zij zijn verplicht aangeboden passende arbeid te aanvaarden dan wel een cursus voor scholing, her- of omscholing te volgen. De gezinsleden van wie dit redelijker wijs niet kan worden verlangd, zijn van deze inschrijvingsplicht vrijgesteld. Het Gewestelijk Arbeidsbureau brengt van geval tot geval ad vies uit. Wekelijks moet het Gewestelijk Ar beidsbureau op de hoogte worden gesteld van de mutaties (opneming of afvoering van personen). Een belangrijk verschil tussen de overbrug gingsregeling en de sociale bijstandsregeling ligt in het feit dat bij de sociale bijstandsrege ling slechts één lid van het gezin, nl. de kost winner, voor steun in aanmerking kan komen, hetgeen bij de overbruggingsregeling niet het geval is. Daar konden en kunnen nu nog alle werkloze gezinsleden voor uitkering in aanmer king komen. Ook de tijdsduur van de uitkering is verschillend. Bij de overbruggingsregeling mag de uitkering slechts worden toegekend voor ten hoogste 13 weken of 78 dagen, al dan niet onderbroken door werkperioden. Wordt deze uitkeringstermijn onderbroken door een werk periode van minstens 13 weken of 78 dagen, dan kan de werknemer bij werkloosheid opnieuw voor 13 weken of 78 dagen in aanmerking komen. (Voor werkzaamheden in D.U.W.-ver- band geldt ten dezen een afzonderlijke regeling.) De sociale bijstandsregeling kent deze bepaling niet. Hierbij is geen grens aan de uitkerings duur gesteld. Wat betreft de berekening van de uitkering zij opgemerkt, dat de overbruggingsregeling uitgaat van de berekening der uitkering per dag, naar een vastgesteld percentage van het ter plaatse voor de werknemer officieel geldende loon, met een maximum van f 5,35 voor kost winners en f 4,50 voor de overige groepen (zoals kostgangers en alleen wonenden). Voor de sociale bijstand zijn normen per week vastgesteld, nl. VERSLAG VAN HET BL REAL’ VOOR WERKLOZENZORG EN PERSONEELSVOORZIENING.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1947 | | pagina 358