32 4 lijke financiële tegemoetkoming als is getroffen voor de oud-militairen, die op 6 Juni 1944 in werkelijke dienst waren en die behoorden tot het reserve of dienstplichtige personeel van de zee- of landmacht. (Zie ook bladzijde 2/3 van het jaar verslag 1946.) Bij circulaire van 14 Mei 1947, no. C. 2816/1, afd. S.B., werd nader medegedeeld, dat met oorlogsvrijwilligers worden bedoeld de genen, die een zg. lange-verbandacte hebben ge tekend. Ook deze regeling wordt in overleg met het Gemeentelijk Bureau voor Werklozenzorg, overeenkomstig het verzoek van de Minister van Sociale Zaken, uitgevoerd door de afdeling Mili taire Zaken der Gemeentesecretarie. voor gemeenteklasse I: f 23,voor man en vrouw en f 16,10 voor kostgangers en alleen wonenden. Boven de vastgestelde overbrug- gingsuitkering kan een bedrag worden uitge keerd, gelijk aan dat van de kinderbijslag, welke de arbeider bij loonarbeid ingevolge de Kinder bijslagwet zou genieten, terwijl de werkloze, die sociale bijstandsuitkering ontvangt, voor elk gezinslid in aanmerking kan komen voor een gezinsledenbijslag, welke is vastgesteld op f 2,40 per week. Op alle uitkeringen moet de Ziektewet en het Ziekenfondsenbesluit en het besluit op de loonbelasting worden toegepast. Met betrekking tot de aftrek van inkomsten zij opgemerkt, dat bij de overbruggingsregeling nevenverdiensten uit arbeid van de wrerkloze zelf voor 2/3 en nevenverdiensten, niet uit ar beid, geheel worden gekort, terwijl de inkomsten van andere gezinsleden ongerept worden gelaten. Bij de sociale bijstandsregeling daarentegen wordt, naast de 2/3 korting van verdiensten van de werkloze zelf, van de inkomsten uit arbeid van de andere gezinsleden 50 pCt. in mindering gebracht en worden de inkomsten, niet uit ar beid, zowrel van de kostwinner als van de gezins leden, volledig gekort. Volledigheidshalve zij nog vermeld, dat, aan gezien er niet van een vast verzekerd recht op uitkering krachtens een van beide regelingen kan worden gesproken, het niet in alle gevallen verantwoord is om direct tot hulpverlening over te gaan. Met name kan zich dit voordoen bij die groepen van werklozen, die in verband met hun hoge verdiensten of hun bezit, geacht kunnen worden niet onmiddellijk hulp van overheids wege van node te hebben. In dergelijke gevallen kan, voordat ondersteuning wordt verstrekt, een wachttijd werden opgelegd. Deze bepaling geldt zowel voor de overbruggings- als de sociale bij standsregeling. Bovengenoemde regelingen, waarvan verge lijkenderwijze de hoofdzaken hierboven zijn weergegeven, zijn op 1 September 1947 in wer king getreden. In de loop van het verslagjaar zijn na de invoering van deze regelingen geen wijzigingen aangebracht. Wel werd in de circu laire van 25 October 1947, no. C. 21012 S.B. be paald, dat aan degenen, die sociale bijstand ont vangen, gedurende de wintermaanden boven het bedrag van de uitkering een brandstoffenbijslag kan worden verstrekt. Ten aanzien van de hulpverlening aan gede mobiliseerde militairen zij nog vermeld, dat bjj circulaire van 14 Februari 1947, no. C. 2816, afd. S.B., werd bepaald dat oorlogsvrijwilligers, die op het tijdstip, dat hun militaire bezoldiging eindigt nog niet in eigen onderhoud kunnen voorzien, onder bepaalde voorwaarden in aan merking kunnen w’orden gebracht voor een ge- Commissie twijfelgevallen; Plaatselijke Commis sie voor sociale bijstand. De Commissie twijfelgevallen heeft in het ver slagjaar niet vergaderd. Bij hun besluit van 11 September 1947, corr. no. 190246, afd. S.Z., heb ben Burgemeester en Wethouders deze, bij hun besluit van 13 September 1945 ingestelde Com missie, opgeheven. Ingevolge de nieuwe overbruggings- en sociale bijstandsregeling moet de beoordeling van twij felgevallen bij de toekenning van uitkeringen krachtens deze regelingen geschieden door een door het gemeentebestuur in te stellen Plaatse lijke Commissie voor sociale bijstand. Deze Commissie moet ingevolge ministerieel voor schrift uit ten minste 3 leden bestaan, waarvan een lid aan te wijzen door de Rijksconsulent voor sociale bijstand, welk lid tevens voorzitter is, een lid aan te wijzen door het Gewestelijk Arbeidsbureau en een gemeente-ambtenaar. Om practische redenen is het aantal leden van de Commissie echter gebracht op zes. In de samen stelling van de Commissie, die door Burgemees ter en Wethouders bij hun besluit van 4 Sep tember 1947 werd ingesteld, is in de loop van het verslagjaar geen w ijziging gekomen. De samenstelling is: Lid-voorzitter; F. A. J. Albers, ambtenaar bij het Ministerie van Sociale Zaken; Plv.lid-voor- zitter: J. Ph. H. Pleines, ambtenaar bij het Ministerie van Sociale Zaken; Leden: F. M. Steinmetz, wnd. directeur van het Gewestelijk Arbeidsbureau, ’s-Gravenhage; A. A. Nicolaï, commies bij het Gewestelijk Arbeidsbureau, ’s-Gravenhage; H. L. F. Hofman, bureauchef C bij het Gemeentelijk Bureau voor Werklozen zorg en Personeelsvoorziening; Lid-secretaris: J. L. Valk, hoofdambtenaar voor sociale arbeid bij het Gemeentelijk Bureau voor Werklozenzorg en Personeelsvoorziening. De reeds van October 1945 af bestaande, doch niet officieel benoemde, Contact-Commissie tus sen het Gew-estelijk Arbeidsbureau en het Bureau VERSLAG VAN HET REREAD VOOR WERKLOZENZORG EN PERSONEELSVOORZIENING.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1947 | | pagina 359