32
W erkzaamheden.
5
Ad viescommissie loonnormen.
In de samenstelling van de Adviescommissie
voor de vaststelling der loonnormen, door Bur
gemeester en Wethouders op 26 Juni 1945 inge
steld, kwamen in het verslagjaar de volgende
wijzigingen. De heer J. J. van Langen werd als
vertegenwoordiger van de Haagse Bestuurders-
bond vervangen door de heer A. J. van Hagen,
terwijl de heer J. W. van den Akker als verte
genwoordiger van de R.K. Arbeidersbeweging
werd opgevolgd door de heer N. F. A. Vugts.
Deze Commissie heeft in 1947 slechts tweemaal
vergaderd ter vaststelling van de loonnormen
voor het hotel-, café- en restaurantpersoneel, de
musici, de Noordzee-vissers, de losse arbeiders
en voor enkele andere groepen van werknemers,
zoals de scheepsgezellen op de grote vaart en het
beroepsvervoer over de weg. Door de vele binden
de loonregelingen, door het College van Rijks-
bemiddelaars vastgesteld, behoefde de Commis
sie slechts over genoemde regelingen te advi
seren.
is door de instelling van bovengenoemde Com
missie overbodig geworden.
Op de eerste vergadering van de Commissie
voor sociale bijstand heeft de Wethouder van
Sociale Zaken de leden geïnstalleerd, waarbij hij
de hoop uitsprak, dat op een aangename wijze
zal worden samengewerkt. In de periode Sep
tember 1947 tot het einde van het verslagjaar
heeft de Commissie regelmatig wekelijks verga
derd, waarbij is gebleken, dat de samenwerking
tussen de drie verschillende instanties inderdaad
goed en vruchtdragend is geweest.
De uitvoering van
bijstandsregeling.
Samenwerking met verschillende instanties.
Evenals in de jaren 1945 en 1946 werden de
georganiseerde werklozen, voorzover lid van er
kende vakorganisaties, betaald door hun vak
vereniging en de ongeorganiseerden rechtstreeks
door het Gemeentelijk Bureau voor Werklozen
zorg. De samenwerking met de bedoelde organi
saties was over het algemeen zeer goed. Het
zelfde kan worden gezegd van de samenwerking
met de heer Mr. H. Boasson, Rijksconsulent voor
sociale bijstand voor de vier grote steden (Am
sterdam, Rotterdam, ’s-Gravenhage en Utrecht),
met de plaatselijke contact-ambtenaren van het
Ministerie van Sociale Zaken, het Gewestelijk
Arbeidsbureau, de Districtsraad voor het Con-
sumentencrediet en de vele instellingen, waar
mede het Bureau bij de uitvoering van zijn taak
contact onderhield. Tevens zijn in het jaar 1947
enkele hoofdambtenareu van het Bureau aan
gewezen om contact te onderhouden met de
Sociale Wijkcentra.
In de loop van het verslagjaar heeft het
Bureau vele werkzaamheden moeten verzetten.
Reeds direct bij de aanvang van het jaar moes
ten alle krachten worden ingezet om aan de
grote stroom van aanvragen voor uitkering te
voldoen. In de periode van 16 December 1946 tot
5 April 1947 moesten 45 522 vorstuitkeringen
worden verstrekt tot een bedrag van f 1.338.556,
en 47 301 uitkeringen aan niet-vorstwerklozen
tot een bedrag van f 1.374.275,—. Deze aanvra
gen stroomden niet regelmatig binnen. Vooral
in de weken van 16 tot 21 December 1946 (2 762)
en 27 Januari tot 1 Februari 1947 (2 993) traden
„stroomversnellingen” op. Ook de omstandig
heid, dat de vorstperiode driemaal door dooi
werd onderbroken, oefende zijn invloed op het
aantal aanvragen uit.
Naast deze massale werkzaamheden moest
rekening worden gehouden met verschillende
bijzondere maatregelen, welke van regeringszijde
werden genomen en die het werk, speciaal van de
onderafdelingen Sociale uitvoering der over-
bruggingsregeling, Uitkerings- en loonadmini
stratie, en Kas zeer verzwaarden. Zo waren er
een circulaire van de Minister van Sociale Za
ken, waarbij werd bepaald, dat de loonnorm voor
vakloze (losse) transportarbeiders en ongeschool
de fabrieksarbeiders moest worden herzien; een
circulaire, houdende voorschriften betreffende
de wijziging van de Kinderbijslagwet, welke
aanvankelijk werd geacht te zijn ingegaan op 27
December 1946, maar die, naar later werd mede
gedeeld, ook moest worden toegepast op hen, die
in de periode 1 October 1946 tot 27 December
1946 uitkering hadden genoten, en de ook reeds
hierboven vermelde circulaire van 14 Maart 1947,
waarbij de maxima der uitkeringen werden ver
hoogd met ingang van 10 Maart 1947. Ten ge
volge van deze laatste maatregelen moesten alle
gevallen opnieuw worden bezien. In de zomer
van het jaar 1947 is deze arbeid beëindigd, aan
gezien eerst alleen de reeds in uitkering zijnde
gevallen werden herzien. Ook het verwerken van
de gegevens van hen, die voor sneeuwruimen
werden aangewezen (in de periode van 27 tot 30
Januari 217 man, van 3 tot 6 Februari 546 man,
van 22 tot 26 Februari 567 man en van 28 Febru
ari tot 14 Maart 1947 500 man) vergde veel tijd.
Ten slotte zij nog vermeld, dat in deze winter
periode moest worden aangevangen met de in
houdingen ten behoeve van de Districtsraad
voor het Consumentencrediet en dat per 1
Januari 1947 de kwitantie-incasso door de Ge
meentelijke Dienst voor Sociale Belangen werd
overgenomen, hetgeen veel voorbereidende werk
zaamheden eiste, aangezien hiervoor nieuw
drukwerk moest worden ontworpen en enkele
VERSLAG VAN HET BUREAU VOOR WERKLOZENZORG EN PERSONEELSVOORZIENING.
de overbruggings- en sociale