34 STEUNVERLENING. III. 2 Verzorging Oorlogsslachtoffers, waardoor 25 leden aan de sterkte werden toegevoegd. Verdere uitbreiding had plaats, toen wTerd overgegaan tot het in Gemeentedienst aanstellen van gezinsverzorgsters, waardoor in December 1947 35 vrouwen in dienst traden. Aan het einde van het verslagjaar waren be sprekingen gaande om ook de te werk gestelden van de Werkinrichting voor Blinden een Ge meentelijk dienstverband te geven. Ter verbetering van de positie van het perso neel werden nogmaals vele promotievoorstellen per 1 Januari 1947 gedaan. Ook ditmaal verenig den Burgemeester en Wethouders zich hiermede geheel, zodat kan worden gezegd, dat door de bevorderingen op 1 Januari 1946 en 1947 een groot gedeelte van de achterstand is ingehaald. Voor een overzicht van de sterkte van het personeel op 31 December 1946 en 1947 wordt verwezen naar bijlage 26 op blz. 39). Ook in 1947, op 3 Mei, werden de in oorlogstijd door toedoen van de vijand en bezetter gevallen collega’s herdacht en wel door des ochtends om 11 uur in alle gebouwen van de Dienst 1 minuut stilte in acht te nemen en door bloemen te plaat sen bij de in het hoofdgebouw aan de Prinse- gracht 25 aangebrachte gedenksteen. In de toepassing van artikel 28 der Armenwet, luidende: „Ondersteuning kan slechts w’orden verleend aan hen, die zich het noodzakelijke le vensonderhoud niet kunnen verschaffen, en het, hoewel een verzoek daartoe gedaan is, niet ont vangen van anderen, ingevolge de Wet tot het verstrekken daarvan gehouden, of van kerke lijke, bijzondere of gemengde instellingen”, ligt de voornaamste taak van de Gemeentelijke Dienst voor Sociale Belangen. Aan gezien de hulpverlening een uiteenlopend karakter draagt, zullen achtereenvolgens de be moeiingen van verschillende afdelingen van de Dienst hierna worden toegelicht. Personen, aangewezen op geldelijke onder steuning, zijn in een zevental groepen onder te brengen, te weten: 1. Gewone ondersteunden. Dit zijn o.m. zij, die door ziekte, ongeval, invaliditeit, ouderdom, zwangerschap of bevalling niet tot arbeiden in staat zijn, alsmede degenen, die op ondersteu ning zijn aangewezen wegens het overlijden van het hoofd of ander lid van het gezin dan wel wegens gedwongen of vrijwillig vertrek van het hoofd uit het gezin. Ten einde het karakter van de individuele hulp, bedoeld bij artikel 29, sub 1, 2 en 3 der Armenwet, recht te doen wedervaren, zijn van de ondersteunden, die in de hierbovengenoemde omstandigheden verkeren, doch voor wie bijzon dere aandacht of behandeling wenselijk wordt geacht, afzonderlijke groepen gevormd, na melijk: 2. Middenstandsgevallen. Hieronder vallen personen, ten aanzien van wie op grond van hun vroegere omstandigheden een bijzondere behan deling wenselijk is. Het zich moeten omschakelen naar het „steun niveau” is voor deze groep de grootste moeilijk heid, waarvoor in het bijzonder begrip moet worden getoond, alsmede voor het feit, dat in deze kringen de geestelijke en culturele be hoeften vaak groter zijn dan bij de overige ondersteunden. De algemeen geldende normen voor de bepaling der steunbedragen worden na individuele beoordeling en het afwegen van alle aanwezige factoren voor velen van deze groep overschreden. 3. Zwakzinnigen en zielszieken. Om redenen van tactische en therapeutische aard is het ge wenst deze personen afzonderlijk te groeperen. Hieronder vallen de nazorg-patiënten van de af deling Psychiatrie van de Gemeentelijke Genees kundige en Gezondheidsdienst, die niet in ge zinsverpleging buiten het eigen familieverband zijn opgenomen. Ook deze gevallen moeten met begrip voor hun geestelijke defecten worden tegemoet getreden. Bij de pogingen hen weer hun plaats in de maatschappij te doen innemen, dient echter een ziekelijk medelijden te worden vermeden. Aangezien een nauwe samenwerking met de doktoren en maatschappelijke werksters van genoemde afdeling Psychiatrie een eerste vereiste is, heeft de Dienst voor de behandeling van deze gevallen een verpleegster als sociale werkster aangewezen. 4. Niet-Europeanen, behorende tot de Indone sische bevolkingsgroepen (Chinezen inbegre pen). Hun zeer aparte mentaliteit, adat, levens wijze en eventuele arbeidskansen zijn factoren, waarmede de sociale werker terdege rekening moet houden. Bovendien is het zowel voor de persoon als voor de Dienst van groot belang, dat gesprekken in de landstaal van betrokkenen worden gevoerd. In dit alles werd aanleiding gevonden de zorg voor deze groep op te dragen aan een sociale werker, die, mede door een lang verblijf in de tropen, voor die taak berekend is. 5. Logementbewoners. Deze groep omvat de moeilijk te controleren zwervers, negocianten e.d. (veelal a-socialen), die voorheen in willeken- rige logementen onderdak zochten, hun onder- steuningsgelden meestal op een sociaal niet ver antwoorde wijze besteedden (o.a. voor gebruik van sterke drank) en die zich dan ter voorzie- VERSLAG VAN DE GEMEENTELIJKE DIENST VOOR SOCIALE BELANGEN.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1947 | | pagina 378