34
4
zich op de straathandel gingen toeleggen, niet
in eigen onderhoud konden voorzien en genood
zaakt waren zich tot de Dienst te wenden. Her
haaldelijk moest dan ook met het verstrekken
van handelsgeld worden geholpen, hetgeen in
feite op ondersteuning neerkwam.
Na de bevrijding werd aan deze wantoestand
een einde gemaakt. Dank zij het doelmatig wer
ken van de Adviescommissie inzake het verlenen
van vent- en standplaatsvergunningen, waarin
de verschillende Gemeentelijke organen, die met
dit vraagstuk te maken hebben, vertegenwoor
digd zijn, is bereikt, dat voor de groep straat
venters en marktkooplieden regelingen zijn ge
troffen. Ventvergunningen worden nu slechts
verstrekt indien kan worden verwacht, dat de
gegadigden, zonder hulp van overheidswege, in
eigen onderhoud kunnen voorzien. Ten opzichte
van de ijsventers is bereikt, dat redelijke lonen
en provisie zijn vastgesteld en dat zij onder de
sociale wetgeving vallen.
De ervaringen met deze nieuwe regeling op
gedaan zijn zeer gunstig. Het aantal straat
venters is aanzienlijk ingekrompen, waardoor
zij meer verdiensten dan vroeger kunnen ver
krijgen. Verzoeken om financiële hulp worden
dan ook meestal afgewezen. Betrokkenen dienen
er rekening mede te houden, dat zij, indien af
en toe eens minder gunstige verdiensten worden
bereikt, niet onmiddellijk op steun van de Dienst
kunnen rekenen en daarom een gedeelte van hun
inkomsten opzij moeten leggen. Het spreekt
evenwel vanzelf, dat zich bijzondere omstandig
heden kunnen voordoen, waarbij de Dienst zich
niet afzijdig kan houden.
Dergelijke omstandigheden ontstonden geduren
de de strenge sneeuw- en vorstperiode in het
begin van 1947. Er kwam toen een stroom van
steunaanvragen binnen, waardoor bijzondere
maatregelen en tijdelijke personeelsuitbreiding
van de betrokken afdeling noodzakelijk waren,
temeer, omdat door de weersgesteldheid het uit
brengen van rapporten gestagneerd werd. Toch
bleek het in al deze gevallen mogelijk, binnen
3 a 4 dagen na steunaanvrage een beslissing te
nemen. Ook nu werd aan kooplieden niet on-
middellijk ondersteuning verleend. Daartoe be
stond te minder aanleiding, omdat in 1946 door
een ruime omzet grote winsten waren bereikt
In het tijdvak van 26 Januari tot en met 29
Maart 1947 werden 298 vorstgevallen behandeld.
Bijlage 2, bldz. 31, geeft een onderverdeling in
beroepen. Gelijkertijd liep ook het aantal aan
vragen, niet verbandhoudende met de weersge
steldheid, aanzienlijk op tot een totaal van 337.
In vermeld tijdvak werden 2 382 noodvoorzie
ningen verstrekt tot een totaal bedrag van
f 59.226,—.
Vergeleken met andere groepen is het aantal
In de niet op te heffen gevallen moet worden
volstaan met het waken tegen excessen. Soms
zijn drastische maatregelen niet te vermijden en
moet o.m. de medewerking van Kinderpolitie en
Voogdijraad worden ingeroepen. De woning-
schaarste en de overvolle gestichten en inrich
tingen zijn niet te onderschatten hinderpalen
bij de pogingen tot opheffing. In vele gevallen,
waarin reclassering geen resultaat oplevert, ligt
de oorzaak in onzedelijk gedrag of onvolwaar
digheid.
In 45 gezinnen is het gezinshoofd geestelijk
of lichamelijk onvolwaardig (ouderdomsgebre
ken niet medegerekend), terwijl in 69 gezinnen
één of meer kinderen geestelijk onvolwaardig
zijn (b.l.o.-leerlingen).
Veelal op verzoek van de Dienst werd in 56
gevallen een gezinsvoogd benoemd.
Het kind, dat in het gezin de meeste moeilijk
heden oplevert, wordt vaak uit het gezinsver
band genomen, waardoor de gezinsvoogd nadien
slechts sporadisch het gezin behoeft te bezoeken.
Wegens het grote tekort aan gezinsvoogden
duurt het ongeveer 9 maanden, alvorens tot be
noeming van een gezinsvoogd kan worden over
gegaan. In één geval werd bij het opstellen van
dit verslag zelfs al 114 jaar op voorziening ge
wacht.
In verband met het bijzondere karakter van
de wijze van hulpverlening aan de tot de groep
Bijzondere Zorg behorende personen, zijn
onder toezicht van een mannelijke chef met
de behandeling daarvan in hoofdzaak sociale
werksters belast. Alleen voor de ongrijpbare
jeugd werd een mannelijke ambtenaar, die
reeds lange tijd in de jeugdbeweging werkzaam
is, ingeschakeld.
7. Tot de groep valide ondersteunden behoren
degenen, die, ofschoon valide en tot het ver
richten van arbeid in staat, om de een of andere
reden niet voor uitkering krachtens de Over-
bruggings- of Sociale Bijstandsregeling in aan
merking komen. Zij zijn grotendeels in het vrije
bedrijf moeilijk plaatsbaar, doordat zij weinig
of geen vakbekwaamheid bezitten. Vaak wensen
zij op de een of andere wijze voor eigen risico
in hun levensonderhoud te voorzien, dikwijls
met steun van de Dienst voor Sociale Belangen
het zijn mensen, die bij de dag leven en weinig
belangstelling tonen voor de door de overheid
getroffen sociale voorzieningen.
Vóór de Duitse bezetting bestond een groot
gedeelte van deze categorie ondersteunden uit
straatventers. Indien op het zedelijk gedrag van
de betrokkene niets viel aan te merken, was het
toen niet moeilijk een zg. ventvergunning te ver
krijgen, met als gevolg, dat te veel personen
VERSLAG VAN DE GEMEENTELIJKE DIENST VOOR SOCIALE BELANGEN.