34 5. 8 6. 7. 1. 2. 3. 4. VI. VERZORGING. De taak van de afdeling Verzorging omvat de zorg voor personen, die in verband met hun lichamelijke gesteldheid, hun leeftijd, of ten ge volge van bepaalde medische of sociale omstan digheden, verpleging buiten hun woning be hoeven. De voornaamste categorieën, die voor verzor ging in aanmerking kunnen komen, zijn: de ongehuwde moeder en haar kind; zuigelingen, kleuters en grotere kinderen; verplegingbehoevenden en ouden van dagen; zenuw- en zielszieken en oud-leerlingen van het b.l.o.; minder- en meerderjarigen, die lichamelijk, geestelijk of maatschappelijk onvolwaardig zijn (verzorging buiten de stad); dakloze Joodse volwassenen en/of kinderen; kinderen, wier ouders als politieke delin quenten gedetineerd waren, doch waarvan één der of beide ouders is/zijn vrijgekomen. en de verzorgster een arbeidsovereenkomst wordt gesloten. Op grond van deze schriftelijke arbeidsovereenkomst zijn de sociale wetten op de verzorgsters wel van toepassing. Bovendien val len zij onder de Gemeentelijke Algemene Toela genverordening 1947 (kindertoelage; gegaran deerd minimum-loon voor kostwinners) en is de ziekengeldregeling voor de in Gemeentedienst zijnde losse werklieden van toepassing (aanvul ling van de uitkering volgens de Ziektewet, ge durende een bepaalde tijd tot vol loon). Voor dit Gemeentelijk dienstverband moeten zij ook de voor Gemeentepersoneel vereiste geneeskundige keuring ondergaan, hetgeen uiteraard in het belang is van de gezinnen, waarin zij worden geplaatst. Zo dit mogelijk was werden de reeds werk zame vrouwen in Gemeentedienst overgenomen. Door bemiddeling van het Gewestelijk Arbeids bureau wordt de personeelssterkte aangevuld; hieruit blijkt wel, hoe schaars de aanbieding van personeel is. Ook inzake de rechtspositie van de gezinsver- zorgsters, die door de verenigingen in de gezin nen worden geplaatst, ontkende de Raad van Arbeid een „loondienst”-verhouding. Ten einde hieromtrent zekerheid te verkrijgen, werd een proefproces aanhangig gemaakt.1) Voor de op dit onderdeel betrekking hebbende cijfers wordt verwezen naar bijlage 8, blz. 33. Hierbij dient te worden opgemerkt, dat de aan zienlijke stijging van de totale kosten een gevolg is van het belangrijk hogere aantal toegestane aanvragen en van het toegekende hogere uur loon. in medische gevallen het advies van de Gemeen telijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst wordt ingewonnen. De aan de afdeling Hulp in de Huishouding verbonden sociale werksters hebben naast de be handeling van de aanvragen tot taak controle op de gezinsverzorgsters uit te oefenen. Zij gaan na, of deze tijdig in de gezinnen aanwezig zijn en niet te vroeg vertrekken, de werkzaamheden naar behoren worden verricht, de patiënten en de kinderen goed worden verzorgd, kortom of de gezinnen die hulp krijgen, waarop zij aan spraak kunnen maken. Uiteraard doen zich wel eens moeilijkheden voor; de oorzaak daarvan kan zowel bij de gezinsverzorgsters als bij het gezin liggen. Met enige tact, zo nodig met ge strengheid, worden deze gewoonlijk spoedig op gelost. Ten slotte hebben de sociale werksters nog tot taak te trachten van de onderhoudsplichtige of andere familieleden, die daartoe in staat zijn, daadwerkelijke hulp ten behoeve van het gezin te verkrijgen. De verzoeken om gezinshulp waren in 1947 zeer talrijk; aan een belangrijk aantal aanvra gen kon, wegens een tekort aan verzorgsters zowel bij de Dienst als bij de verenigingen, niet worden voldaan. In de rechtspositie van de gezinsverzorgsters, die rechtstreeks door de Dienst voor Sociale Be langen (dus niet door bemiddeling van de Ver enigingen) in de gezinnen werden geplaatst, is in 1947 een belangrijke verbetering gekomen. Aanvankelijk vormden deze gezinsverzorg sters een zeer kleine groep, daar slechts in uit zonderingsgevallen buiten de verenigingen om hulp werd verleend. Hiervoor werden meestal vrouwen aangewezen (veelal voor slechts enkele uren per dag), die in steun waren of ondersteu ning aanvroegen en tot hulpverlening in staat bleken. Deze vrouwen stonden dus in contact met de Dienst als sociale instelling en hun te werkstelling werd, rekening houdende met het bepaalde in artikel 29, sub 2 der Armenwet, in dat licht beschouwd. Een regeling van de rechts positie ontbrak. Bovendien bestond bij de Raad van Arbeid geen zekerheid of op deze wijze ge plaatste verzorgsters voor wat de toepassing van de sociale wetten betreft moesten worden geacht in loondienst te zijn. Langzamerhand nam echter het aantal aan vragen om hulp toe en werd het tekort aan be schikbare krachten groter. Door het ontbreken van een regeling van de rechtspositie werd het aantrekken van personeel steeds moeilijker en was de toestand sociaal niet langer verantwoord. Daarom verenigden Burgemeester en Wethou ders zich met het voorstel van de Dienst tot het vaststellen van een regeling, waarbij tussen de directeur van de Dienst voor Sociale Belangen VERSLAG VAN DE GEMEENTELIJKE DIENST VOOR SOCIALE BELANGEN. 1) Op 31 Mei 1948 besliste de Centrale Raad van Beroep, dat in deze gevallen wel degelijk van loondienst sprake Is.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1947 | | pagina 384