36 11 de nieuwe doelmatige gehoorapparaten, is het wel gewrenst, dat het daarvoor nodige instru mentarium ook op de school aanwezig is. Gedurende het jaar 1947 namen 588 (565) leer lingen van openbare en bijzondere scholen, die voor plaatsing op een debielen- of imbecillen- school waren opgegeven, aan het daartoe inge stelde candidatenonderzoek deel. De stijging van dit aantal, dat het vorige jaar werd vermeld, is dus dit jaar nog niet tot staan gekomen, zodat de oorzaak wel niet zal kunnen worden gezocht in een tijdelijke achterstand, gedurende het zo moeilijke jaar 1945 ontstaan. Het aantal candi- daten, dat wegens te goede intelligentie of te jeugdige leeftijd niet tot het b.l.o. werd toege- laten, was nog hoger dan in 1946, nl. 123 of 21 pCt. (94 of 16,6). De hoofden der gewone scho len blijken er dus zoals in het vorige jaarver slag reeds bij wijze van vermoeden was uitge- sproken inderdaad gemakkelijker dan vóór en gedurende de tweede wereldoorlog het geval was, toe over te gaan, leerlingen voor het b.l.o. Het werk van de schoolarts-psychiater voor het b.l.o. werd in 1947 op de gewone voet voort gezet. Geregeld contact met de afdeling voor de Geestelijke Volksgezondheid en met de nazorg voor oud-leerlingen b.l.o. werd onderhouden. Ten behoeve van deze nazorg werden 7 (13) leer lingen, die de buitengewone scholen gingen ver laten aan een eenvoudig psychotechnisch onder zoek onderworpen, ten einde hun geschiktheid voor een vereenvoudigde ambaehtsschooloplei- ding te bepalen. Slechts in 1 (6) geval kon een gunstig advies worden uitgebracht. Op de school voor slechthorenden en spraak- gebrekkigen weerden de leerlingen geregeld lichamelijk onderzocht en onder controle gehou den. Met de aan die school verbonden oor- en spraakarts werd geregeld voeling gehouden in zake de tot de school toe te laten candidaten, bij wie in enige gevallen weer een experimenteel- psychologisch onderzoek werd gedaan, om na te gaan of de intelligentie voor het profiteren van het onderwijs aan deze school toereikend was. Ook bij enige leerlingen van de school werd een intelligentie-onderzoek verricht, om na te gaan of overplaatsing naar een debielenschool in het belang van deze kinderen moest worden geacht. Op geregelde tijden werden besprekingen met hoofd en personeel van de school voor moeilijk opvoedbare kinderen gehouden over de psychi sche toestand van de daar geplaatste leerlingen en werden adviezen inzake hun opvoeding ver strekt. Gedurende 1947 heeft zich geen grote ver andering voorgedaan in aantal en verhouding der kinderen, die de school bezochten. Wel was het verloop naar verhouding groter dan nor maal. Daartegenover staat, ondanks het grotere aantal ter onderzoek gekomen kinderen, een ge ringer aantal ingeschrevenen. Dit moet voor een te groot deel worden toegeschreven aan het feit, dat veel vaker dan andere jaren kinderen, aan wie het advies „opname” werd gegeven, onder een of ander voorwendsel van de ouders of van andere belanghebbenden niet op school kwamen, maar op een gewone lagere school bleven, waar zÜ niet thuis hoorden en zeker niet meekonden. Bovendien gaf van de door de schoolartsen voor advies voorgedragen kinderen een vrij groot deel, ondanks herhaalde oproep en zelfs ondanks persoonlijk bezoek van de schoolzuster, geen ge hoor aan de oproep voor onderzoek. Het aantal ingeschreven leerlingen bedroeg op 1 Januari 1947 103, waarvan 64 jongens en 39 meisjes. Hiervan waren 48 slechthorend en 55 spraakgebrekkig. In de loop van het jaar verlieten 30 leerlingen de school, van wie 14 meisjes en 16 jongens. Van hen waren 12 slecht horend en 18 spraakgebrekkig. Van de uitge- schreven leerlingen gingen er 5 naar een huis houdschool, 7 naar een ambachtsschool, 3 als leerling in een vrij beroep, 1 naar een andere stad, 2 naar een school voor b.l.o., 2 naar een gewone lagere school, 1 naar een (m.)u.l.o.-school, 2 naar een bijzondere lagere school, terwijl 1 leer ling verder privé-lessen kreeg. Van 6 is het onbekend, wat zij zijn gaan doen. Gedurende 1947 kwamen ter onderzoek 46 kinderen, waarvan aan 38 het advies werd gegeven „opname”. Hiervan kwamen slechts 27 inderdaad op school. Van deze 27 leerlingen zijn 14 slechthorend en 13 spraakgebrekkig. Op 31 December 1947 waren dus ingeschreven 100 leerlingen, waarvan 59 jongens en 41 meisjes. Hiervan waren 50 slecht horend en 50 spraakgebrekkig. De gezondheidstoestand der leerlingen was gedurende het verslagjaar weer verbeterd. Het aantal consulten van oorarts en zuster bedroeg 12 778. Nog steeds betrof het hier voor het grootste deel kinderen met aandoeningen van huid- en slijmvliezen der bovenste luchtwegen. Verscheidene kinderen met gespleten gehemelte werden weer met goed resultaat voor de spraak geopereerd. Ook in 1947 werd de gehoorscherpte der leerlingen gecontroleerd. Waar nodig wer den tubaircatarrhen en looporen behandeld, waardoor soms een aanmerkelijke verbetering kon worden bereikt. In verband met de nieuwere inzichten en methoden van gehooronderzoek en VERSLAG VAN DE GEM. GENEESKUNDIGE EN GEZONDHEIDSDIENST. Candidatenonderzoek. Werkzaamheden van de schoolarts voor buiten gewoon lager onderwijs. Werkzaamheden telijke school brekkigen. van de oorarts aan de Gemeen- voor slechthorenden en spraakge-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1947 | | pagina 438