36
15
taire dienst 16; ingesloten in gevangenis enz. 27;
totaal 737. De toeneming in 1947 bedroeg dus 316
nazorgpupillen.
Onder de 1053 nieuwe nazorgpatiënten waren
413 nazorggevallen in engere zin, waarvan 169
afkomstig uit de drie klinieken en 244 uit de
gestichten, terwijl 640 gevallen onder „voorzorg”
konden worden gerubriceerd, zijnde deze naar de
Dienst verwezen door familie, artsen of over
heidsinstanties.
Van de 4 048 patiënten, over wie de bemoei
ingen liepen, waren er 2 563 mannen en 1485
vrouwen. Hiervan waren gehuwd 980, ongehuwd
2920, in weduwestaat 96 en gescheiden 52. Van
de ingeschreven nazorgpupillen traden 4 in het
huwelijk, terwijl 3 huwelijken door echtscheiding
werden ontbonden. Er werden 21 kinderen ge
boren uit nazorgpatiënten.
Op grond van een voorwaardelijke veroorde
ling en een proeftijd met het onder toezicht
van een psychiater stellen werden 10 criminele
geesteszieken aan de hoede van de Dienst toe
vertrouwd, waarvan 7 via de „Centrale Vereni
ging ter Behartiging van de Maatschappelijke
Belangen van Zenuw- en Zielszieken”, 1 via de
„Prot. Christelijke Reclasseringsvereniging”,
1 via het Ned. Genootschap en 1 direct onder de
G.G. en G.D.
In arbeidstherapie werden door bemiddeling
van de ’s-Gravenhaagse Vereniging „Dr Schroe
der van der Kolk” 256 pupillen te werk gesteld
en wel 162 in de nazorgwerkinrichtingen voor
volwassenen (75 mannen en 87 vrouwen), 60 in
de nazorgwerkinrichtingen voor kinderen (33.
jongens en 27 meisjes) en bovendien 3 mannen
bij de Dienst der Gemeenteplantsoenen; 31
patiënten in psychiatrische inrichtingen, nl.
hij de „Stichting Rosenburg”, in „Endegeest”
en in de „St.-Jacobusstichting” en ten slotte '28
jongens in de land- en tuinbouwgroep van de
Gemeentelijke School- en Kindertuinen.
Op 1 Januari 1947 waren in arbeidstherapie
werkzaam 159 patiënten. Er werden 97 patiënten
geplaatst en 62 af gevoerd, zodat op 31 December
1947 nog 194 patiënten op deze wijze dagelijkse
bezigheid vonden.
Door de psychiater van de Dienst, die als
adviserend psychiater van de genoemde Vereni
ging fungeert, werden deze patiënten geregeld
gecontroleerd.
Met de 1 786 geesteszieken onder de eerderge
noemde 4 048 nazorgpupillen werd het contact
onderhouden op spreekuren van de psychiater
en van de zusters voor maatschappelijk werk in
een speciaal nazorg-consultatiebureau, alsmede
door huisbezoek. Op de spreekuren van de psy
chiater werden 1146 voor- en nazorgconsulten
verleend. De spreekuren van de zusters werden
door 4 051 patiënten bezocht. De artsen en zus
ters brachten 5 597 huisbezoeken aan nazorg
patiënten. De zusters legden 1478 controlebe
zoeken af aan pleeggezinnen; zij bezochten 156
maal de werkinrichtingen, 53 maal verschillen
de bureaux voor sociale zorg en verrichtten 28
onderzoekingen voor het uitbrengen van een
sociaal rapport, alles ten behoeve van nazorg
patiënten. Ter voorbereiding van het ontslag
van patiënten uit klinieken en gestichten brach
ten zij 132 bezoeken aan verschillende ziekenin
richtingen, terwijl zij zich 111 maal belastten
met het transport van patiënten, meestal uit
ziekeninrichtingen naar nieuwe nazorgadressen
in de stad, minder vaak naar inrichtingen voor
maatschappelijk ongeschikten buiten de Ge
meente.
Naast de bevordering van de arbeidstherapie
werd ook dit jaar in samenwerking met het
Gewestelijk Arbeidsbureau, afdeling Bijzondere
Bemiddeling en daarnaast ook door rechtstreek
se bemiddeling van de zusters voor maatschap
pelijk werk, zoveel mogelijk getracht om nor
maal betaalde passende arbeid in de vrije maat
schappij voor de herstelde patiënten te vinden.
Over de bemiddeling van het Gewestelijk Ar
beidsbureau te ’s-Gravenhage kunnen geen
cijfers worden gegeven. De zusters slaagden met
haar bemiddelingswerk in 53 gevallen (21 man
nen en 32 vrouwen). De arbeidsbemiddeling is
van minder betekenis geworden, dan zij voor
heen was, doordat ten gevolge van de tijdsom
standigheden, die een zeer sterke vraag naar
arbeidskrachten meebrachten, ook de nazorg
pupillen gemakkelijker op eigen kracht werk
konden vinden.
Van de onder toezicht staande nazorgpatiën
ten werden er 3 558 in het eigen gezin en 490 bij
vreemden verzorgd, waartoe van 54 pleeggezin
nen gebruik werd gemaakt.
Aan het begin van het verslagjaar waren 294
patiënten in gezinsverpleging; in de loop van
het jaar werden 196 nieuwe patiënten geplaatst
en 130 af gevoerd, zodat op het einde van het
verslagjaar nog 360 patiënten in gezinsverple
ging waren. Er werden 25 patiënten overge
plaatst naar een ander pleeggezin. In totaal
waren er bij de gezinsverpleging dus 363 muta
ties onder de patiënten. Er werden 1978
controlebezoeken gebracht door artsen en maat
schappelijke werksters aan de pleeggezinnen.
VERSLAG VAN DE GEM. GENEESKUNDIGE EN GEZONDHEIDSDIENST.
Nazorg voor geesteszieken.
Reclassering.
Arbeidstherapie.
Gezinsverpleging.