11 Met ingang van 1 November 1948 werd ingevoerd een regeling tot toekenning aan de daarvoor in aan merking komende leden van het personeel van een tijdelijke duurtebijslag op de bezoldiging, alsmede van een dergelijke bijslag op de kindertoelage. Ook in 1948 werd aan de daarvoor in aanmerking komende leden van het personeel een gratificatie (va- cantiebijslag) van 2 pCt. der bezoldiging uitbetaald. De ziekengeldregeling voor een deel van het perso neel werd met terugwerkende kracht tot 16 Augustus 1947 bij wijze van voorlopige maatregel verbeterd. Ter herdenking van het 7OO-jarig bestaan der Ge meente werd aan het personeel in de maand December een feestvoorstelling aangeboden, verzorgd door leden van de personeelsverenigingen. Besloten werd af te zien van invordering van be dragen, welke een aantal leden van het personeel in ver band met hun tewerkstelling elders tijdens de bezetting aan de Gemeente verschuldigd waren. Aan leden van het personeel werd gelegenheid ge boden ook in het seizoen 1948/1949 verpozings (pauze-)- concerten van het Residentie-Orkest bij te wonen. Met het toestaan van buitengewoon verlof aan leden van het personeel ten behoeve van het jeugdwerk en van het volgen van een cursus aan een Volkshogeschool werd in het verslagjaar voortgegaan. In 1948 kwam tot stand een nieuwe salaris- en loon regeling voor het personeel, welke met terugwerkende kracht tot 1 Augustus 1947 werd ingevoerd. Met ingang van 1 Januari 1948 werd in deze regeling, naast een enkele technische wijziging, voor enkele groepen van het personeel een nieuwe aanvullende verbetering aan gebracht. Tevens kwam tot stand een wijziging van de Pensioenwet 1922, waardoor o.a. het verhaal van bijdragen voor eigen pensioen ingaande 1 Januari 1948 werd verminderd van 4’/j tot 2 pCt. van de pensioens grondslag. Aan de daarop aanspraak hebbende leden van het personeel werd een gedeelte van het pensioenverhaal over 1947 terugbetaald, naar rato van een vermindering van het wettelijk verhaal van bijdragen voor eigen pen sioen van 4»/a tot 2 pCt. van de pensioensgrondslag. Ingevoerd werd enige verruiming in de verstrekking van dienstkleding (in hoofdzaak voor portiers, zaal wachters, chauffeurs (van personenauto’s) en meter- opnemer/geldophalers). In het winterseizoen 1948/1949 werd voor de daarbij belanghebbende leden van het personeel een oriënteren de cursus gehouden in personeels- en loonadministratie, onder leiding van ambtenaren van de afdelingen Sociale Zaken en Financiën der Gemeentesecretarie. Met ingang van 1 Mei 1948 werd van kracht een regeling krachtens welke in de Werkinrichting voor blinden e.d. te werk gestelde personen als arbeidscon- tractant in de Gemeentedienst kunnen worden ge nomen. Voor het verlenen van buitengewoon verlof met be houd van wedde kwam bij wijze van voorlopige maat regel een algemene regeling tot stand. Ingaande 1 Januari 1948 werd een verbeterde regeling ingevoerd inzake beloning voor zg. wachtdiensten, welke door een aantal leden van het personeel worden verricht. Met ingang van 1 Juni 1948 werd de wekelijkse ar beidstijd van het administratieve en daarmede in dit opzicht gelijkgestelde personeel verlengd van 38>/2 tot 41*/2 uur. In het verslagjaar werd de behandeling voortgezet van de 117 in 1947 niet afgedane verzoeken om rechts herstel als bedoeld in de Wet rechtsherstel overheids personeel 1946. Bovendien kwamen nog 48 nieuwe ver zoeken (die van Politiepersoneel niet meegerekend) bij Burgemeester en Wethouders binnen. In 3 gevallen werd het destijds op een buiten de be zetting gelegen grond verleende ontslag door het thans bevoegde gezag bekrachtigd op de voet van art. 4, eerste lid onder A der Wet. Herziening van het ontslag op de voet van art. 4, eerste lid onder B der Wet (weder-indienstneming) had plaats in 52 gevallen, waarvan 31 met toekenning van schadeloosstelling en 21 zonder, omdat de tijdens de ontslagperiode genoten inkomsten de gederfde wedde overtroffen. In 3 gevallen werd het verzoek om herziening niet ontvankelijk verklaard. In één geval omdat het dienst verband ook onder normale omstandigheden niet langer dan een jaar zou hebben geduurd (art. 2, 3de lid der Wet) en in de beide overige gevallen om andere redenen. In Juni 1948 hebben Burgemeester en Wethouders besloten om in navolging van het Rijk en met inacht neming van door het Rijk terzake verstrekte richtlijnen personen, die wegens hun houding of gedragingen tij dens de bezetting ingevolge wettelijke voorschriften van het bekleden van ambten zijn uitgesloten of krachtens een der Zuiveringsbesluiten uit de overheidsdienst zijn ontslagen eventueel (weer) tot de Gemeentedienst toe te laten. In verband daarmede hebben Burgemeester en Wet houders enige regelen vastgesteld, waarnaar de tewerk stelling zal plaats hebben benevens enkele aanwijzingen, welke bij de indienstneming in acht moeten worden genomen. In de jaren 1947 en 1948 kwamen 37 verzoeken als vorenbedoeld in. Teneinde hun standpunt met betrekking tot de (her)- plaatsing in Gemeentedienst te bepalen, doen Burge meester en Wethouders zich adviseren door de Zuive ringscommissie voor het personeel der gemeente ’s-Gravenhage. Op 23 December 1948 kwam deze Commissie als zodanig voor de eerste maal bijeen en bracht ten aanzien van een 10-tal verzoeken aan Burgemeester en Wet houders advies uit, in 6 gevallen in voor betrokkene gunstige zin. Rechtsherstel. Zuivering van het Gemeentepersoneel.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1948 | | pagina 20