1 GEMEENTELIJKE DIENST VOOR DE WEDEROPBOUW. VERSLAG OVER HET JAAR 1948. BIJLAGE 21 Registratie en aangifte der door de Gemeente geleden oorlogsschade. Met de registratie der door de Gemeente aan haar bezittingen geleden oorlogsschade even als aan die van de bijzondere scholen alsmede met de aangifte daarvan bij het Ministerie van Financiën (Bureau Financiering Wederopbouw Publiekrechtelijke Lichamen) werd regelmatig voortgang gemaakt. Daar genoemde werkzaamheden veelal gelijk tijdig geschieden met de voorbereiding der uit te voeren herstelwerken en de Dienst niet be schikt over speciaal voor de registratie en de Taak van de Dienst met betrekking tot de registratie en afwikkeling van de oorlogsschade. De reeds in vorige jaarverslagen geschetste onzekerheid inzake de financiële afwikkeling van de door de Gemleente gemaakte kosten tot herstel van oorlogsschade aan Gemeente-eigen- dommen, onderging in zoverre enige wijziging, dat het in 1946 bij de Staten-Generaal ingedien de wetsontwerp werd ingetrokken, waarna op 18 Mei 1948 een nieuw ontwerp van de Wet „Financiering Wederopbouw' Publiekrechtelijke Lichamen" aan de Twreede Kamer is aangebo den. Hoewel in October het voorlopige verslag werd uitgebracht, is het in het verslagjaar niet tot een verdere behandeling van dat wetsont werp gekomen, zodat de hoogst ongewenste toestand ten aanzien van deze belangrijke ma terie op 31 December 1948 nog immer voort duurde. In het algemeen kan echter w’orden op ge merkt, dat in het thans in behandeling zijnde wetsontwerp met verschillende, ook door de gemeente ’s-Gravenhage, naar voren gebrachte bezwaren is rekening gehouden. De ontworpen regeling toch geeft de publiekrechtelijke licha men aanspraak op een Rijksbijdrage ten bedra ge van de vervangingswaarde der verwoeste of beschadigde voor de uitoefening van hun taak noodzakelijke eigendommen, zij het ook onder aftrek van de waarde der door de vervanging ontstane verbetering. Bij het vorige, thans in getrokken wetsontwerp, konden de publiek rechtelijke lichamen slechts rechten doen gel- Reeds in vorige jaarverslagen w7erd uiteen gezet, dat de taak van de Gemeentelijke Dienst voor de Wederopbouw7 met uitzondering van de uitvoering van de te verwachten Wet „Fi nanciering Wederopbouw7 Publiekrechtelijke Li chamen” een in hoofdzaak coördinerend karakter draagt. Deze coördinerende taak had betrekking op de werkzaamheid van andere Gemeentelijke technische diensten voor zover deze bij de we deropbouw betrokken zijn. Aangezien deze werkzaamheid grotendeels tot uitdrukking komt in de jaarverslagen van de betreffende Gemeentelijke diensten, blijft dit verslag in hoofd zaak beperkt tot een uiteenzetting van de financiële werkzaamheid van de Dienst gedu rende het verslagjaar. den op een Rijksbijdrage ter grootte van het schuldrestant, dat op het verwoeste of bescha digde goed drukte. In het kader van deze voor de betrokken lichamen meer bevredigende voorziening en de van Rijkswege uit te oefenen controle op de doelmatige besteding der uit te keren bedragen, worden als uitgaven van we deropbouw, vervanging of herstel slechts aan gemerkt de kosten voortvloeiende uit plannen, met w7elker uitvoering de bij de vaststelling der bijdragen betrokken Ministers zich hebben ver enigd. Ten einde aan de hierboven geschetste voor waarden te voldoen, w7ordt vóór de uitvoering van enig borstelwerk dan ook steeds getracht daarvoor de goedkeuring van het betreffende ministerie te verkrijgen. Te betreuren is het, dat voor een deel van de noodzakelijk uit te voeren werken o.a. herstel en vervanging van roerende goederen zelfs na herhaalde aan drang generlei regeling inzake de goedkeu ring van deze werken is getroffen. Daar de eisen van een vlotte voortgang van de werkzaamheden bij de bedrijven en diensten en niet in het minst die van de onderwijsbelan- gen, het uitstellen van de vervanging of het herstel onmogelijk maakten, moesten in af- wachting van de totstandkoming van de wret vele, vaak belangrijke, beslissingen inzake de uitvoering van laatstbedoelde werken worden genomen. Uiteraard moet daarbij rekening worden gehouden met de mogelijkheid, dat te zijner tijd, bij de afwikkeling dezer schaden en bij de vaststelling van de Rijksbijdragen, be zwaren kunnen ontstaan, terwijl het niet on denkbaar is te achten, dat geen volledige ver goeding verkregen zal worden.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1948 | | pagina 266