21 Ten einde na het inwerkingtreden van de Wet „Financiering Wederopbouw Publiekrech telijke Lichamen” in aanmerking te kunnen ko men voor een Rijksbijdrage dient mede op grond van de circulaire van het Ministerie van Openbare Werken en Wederopbouw d.d. 9 April 1946, no. 20641, goedkeuring te worden verkre gen voor de in uitvoering te nemen opruimings- In verband met de afwikkeling van de zaken van het Bureau Afwikkeling Inkwartieringen en Vorderingen valt met betrekking tot de meer belangrijke onderwerpen nog mede te delen, dat een door de Dienst voor de Weder opbouw ingestelde vordering terzake van de door de Gemeente aan de Duitse bezettings macht betaalde zoengelden en boeten tot resul taat heeft gehad, dat het Rijk bij Ministeriële Beschikking van 27 Augustus 1948 een rente loos voorschot heeft verstrekt van totaal f 141.025,20. Betreffende de aangiften ter zake van huur- vergoeding voor de ingebruikneming van de Oude Alexanderkazerne door het Nederlandse leger en de geallieerde strijdkrachten, kan wor den medegedeeld, dat van deze vorderingen, on derscheidenlijk f 156.729,en f 31.339,63, voor lopig slechte het laatste bedrag door het Rijk, krachtens Ministeriële Beschikking van 28 Juli 1948, is betaald. De overige belangrijk kleinere vorderingen zijn alle aangemeld bij het Ministerie van Fi nanciën (Bureau Financiering Wederopbouw Publiekrechtelijke Lichamen) doch in verband met het nog in behandeling zijnde wetsontwerp, en mogelijk ook in verband met de aard van bedoelde vorderingen, is daarop tot dusver ge nerlei afdoening ontvangen. Ten vervolge op een reeds eerder genomen beginselbesluit, besloot het College van Burge meester en Wethouders in het laatst van 1947 de werkzaamheden van het Bureau Afwikke ling Inkwartieringen en Vorderingen der Ge meentesecretarie over te dragen aan de Ge meentelijke Dienst voor de Wederopbouw en vervolgens genoemd Bureau te liquideren. Door deze beslissing werd aan de Dienst tevens op gedragen het registreren en afwikkelen van de op bevel van de Duitse bezettingsmacht door de Gemeente betaalde vergoedingen voor leverin- gen en diensten, zodat de Dienst voor de We deropbouw, naast de door de Gemeente geleden materiële oorlogsschaden, ook de immateriële schaden behandelt. Als gevolg van aan de ambtenaren van het Bureau A.I.V. opgedragen tot de Gemeente secretarie behorende werkzaamheden, heeft de overdracht van de taak en de bescheiden, nadat ook een ambtenaar van het Bureau A.LV. naar de Dienst voor de Wederopbouw was over geplaatst, eerst geleidelijk in 1948 plaats gehad, waarna in- Mei 1948 aan de bedrijven en diens ten werd medegedeeld, dat het Bureau A.I.V. was opgeheven. Naar de orde van grootte zijn vervolgens enige belangrijke zaken bij het Ministerie van Financiën aanhangig gemaakt, t.w. de vorde ring van de Gemeente ter zake van aan parti culieren uitbetaalde vergoeding wegens door de Duitse bezettingsmacht krachtens Verordening 50/1940 gelaste inkwartiering, alsmede de vor dering voor uitbetaalde vergoedingen wegens door de bezettende macht o.m. in verband met de aanleg van verdedigingswerken aan expediteurs opgedragen transportdiensten. De terzake door de Gemeente te vorderen gelden bedroegen onderscheidenlijk f 465.022,70 en f 1.293.467,30. Op grond van de ingezonden declaraties met daarbij behorende uitvoerige bescheiden en na een door het Rijk ingesteld onderzoek, ontving de Gemeente, bij Beschikking van de Minister van Financiën d.d. 27 Augustus 1948, voor de krachtens Verordening 50/1940 betaalde ver goedingen een renteloos voorschot ten bedrage van f 427.516,90, welk bedrag, krachtens een latere beschikking, met f 63.070,83 werd vermin derd, wegens door de Gemeente na de bevrij- ding aan particulieren uitbetaalde vergoedin gen. Daar het Koninklijk Besluit E 93 d.d. 17 September 1944 (Besluit Bezettingsmaatregelen) bij de Gemeente in dat jaar uiteraard nog niet bekend was, en de betreffende circulaires eerst in Juni 1945 werden ontvangen, heeft de Ge meente niet onmiddellijk na de verschijning uitvoering aan de betreffende voorschriften kunnen geven. Voor de terzake nog openstaan de vordering zal t.z.t. na de afkondiging van de Wet „Financiering Wederopbouw Publiek rechtelijke Lichamen” bij het Rijk beroep wor den aangetekend. Ten aanzien van de vordering van f 1.293.467,30 wegens door de Gemeente voor transportdiens ten betaalde vergoedingen is in de loop van 1948 door het Rijk een onderzoek ingesteld naar de juistheid van de betreffende vordering, waarna bij Beschikking van de Minister van Financiën d.d. 12 November 1948 een renteloos voorschot werd betaald van 100 pCt. van het gedeclareerde ’bedrag. VERSLAG GEMEENTELIJKE DIENST VOOK DE WEDEROPBOUW. 3 Overneming werkzaamheden Gemeentelijk Bureau Afwikkeling Inkwartieringen en Vorderingen. Voorbereiding van de door de Gemeente uit te voeren opruimings- en herstelwerken.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1948 | | pagina 268