27 2 Aan de haringvisserij namen deel 2 stoom- loggers en 105 motor loggers; in totaal 107 sche pen, die 1121 reizen maaktenderhalve gemid deld 10*/2 reis per schip. Het eerste deel der vaartuigen ging op 18 Mei naar zee. De gehele haringvloot was vóór 1 Januari 1949 binnen. Twee Katwijkse haringloggers brachten haring aan de markt. Door baggeren, voornamelijk in de maanden April, Mei en Juni, werden de binnenhavens op juiste diepte gehouden. Een aanvang werd gemaakt met de reparatie van het remmingwerk in de eerste en tweede binnenhaven. Van 5 Juni af tot en met 29 Augustus onder hield het passagiersvaartuig „W. F. van der Wjjck” geregeld pleiziervaarten op de Noordzee. Ten gevolge van het minder gunstige weer bleef het schip 9 dagen in de haven liggen en kon het verder vele dagen slechts een paar reizen doen. Twee kleine vaartuigen, de SCH 150 en SCH 88, maakten ongeregelde tochtjes met passagiers naar zee. Een verschijnsel, dat tot verheugenis stemt, is, dat de vrachtvaart de haven wreer gaat aandoen. Vóór de oorlog kwamen zg. coasters vrij regelmatig in de Scheveningse haven haring halen; zij brachten als retourvracht lege vaten of zout mede. In het verslagjaar kwamen 13 van deze vaartuigen de haven binnen en laadden hier in totaal 24 026 vaten haring, be stemd voor de Oostzeehavens. De dienst der seininrichting werd onafge broken dag en nacht waargenomen. Als grond slag voor het getijsein werd steeds aangenomen de minste diepte in de vaargeul. De hoogste geseinde diepte was 47 dm, de laagste 6 dm. Gedurende het verslagjaar werd 7 maal het remmingwerk door vaartuigen beschadigd en 1 maal een cementen ducdalf (no. 5) omgevaren De geleidelichten bleven goed intact. Voor de vissers waren zij tot goede steun bij verkenning en binnenvaren. varen of binnenkomen verslagjaar 11 schepen de grond. Het mistsignaal werd 44 maal in werking gesteld met een totaal van 213 uur. Op 22 Maart 1948 strandde de SCH 111 bezui den de haven en op 26 October 1948 de SCH 297 in de Z.O.-hoek van de buitenhaven; beide sche pen werden later weer vlot gesleept. De W.L. 1 liep op 5 November 1948 bij Wassenaar op het strand; dit vaartuig is als verloren beschouwd. Door de zware drijvende bok „Condor” werden 3 defecte cementen ducdalven verwijderd. Geschut werden naar de vissershaven 1005 vaartuigen met een totale verplaatsing van Nadat de buitenhaven in het voorjaar goed op diepte was gebracht, is zij vrijwel het gehele jaar zo gebleven, dank zij het vrij gunstige weer in het najaar en het intensieve baggeren door de Rijkswaterstaat. De visserij heeft hier groot voordeel van gehad, o.a. veel minder oponthoud bij het binnenkomen en het vertrek der schepen. Tijdens de openbare zitting van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 20 October 1948 werd, met betrekking tot het geheel verwijderen van de „defensie-drempel”, de Wet van 24 Juni 1899 tot aanleg en onderhoud van een vissers haven te ’s-Gravenhage, gewijzigd. 43 313 m3 tegen 1563 met een totale verplaatsing van 63 908 m3 in 1947. Uit de vissershaven werden geschut 1005 vaartuigen met een totale verplaatsing van 44 017 m3 tegen 1 562 met 63 794 m3 in 1947. Driemaal kwam een gewonde aan boord. De patiënten werden een ziekenhuis vervoerd of konden naar hun woning worden gebracht. De SCH 275 liep de haven binnen met een bemanning, welke voor een groot deel ziek was wegens voedselvergifti ging. De doktoren gaven het schip vrij en lieten de opvarenden gaan. Sterfgevallen kwamen op de schepen ter zee niet voor. Wegens motordefect werd 41 maal een vaar tuig door een ander schip de haven binnenge sleept. Door lage waterstand en te vroeg uit raakten gedurende het in de buitenhaven aan schip binnen met een naar VERSLAG GEM. DIENST VAN HAVEN- EN MARKTWEZEN. Haringvisserij. Binnenhavens. Passagiersvaartuigen. Vrachtvaart. Seininrichting. Schadevaring. Geleidelichten. Mistsignaal. Strandingen. Ducdalven. Schutsluis. Buitenhaven. Quarantaine. Ongevallen.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1948 | | pagina 345