28 1. 2. 3. 4. 11 De hierboven geschetste werkwijze (werkver deling over vier groepen ambtenaren en het achterwege laten van de nacontróle) werd gedu rende het tijdvak van 15 Februari t./m. 14 Mei 1948 als proef en daarna als deugdelijk gebleken systeem definitief toegepast. overleg met het Centraal Distributiekantoor, genoemd rondschrijven ten aanzien van de con trole door deze diensten niet werd toegepast. In November 1947 stelde het Centraal Distri butiekantoor in een bespreking met de directeu ren van de distributiediensten der grote steden de kwestie van de bestaande doublure in de con trolewerkzaamheden bij de distributiediensten en de bijkantoren van het Centraal Distributie kantoor aan de orde. De directeur van het Cen traal Distributiekantoor wenste deze doublure zoveel mogelijk te beperken door het centrali seren van de controle op zijn bijkantoren. Na uitvoerige besprekingen besloot het Cen traal Distributiekantoor in Januari 1948 de na contróle op door handelaren ingeleverde beschei den uitsluitend door de bijkantoren te doen ge schieden. In verband echter met de door enige diensten naar voren gebrachte bezwaren, besloot het Centraal Distributiekantoor echter alsnog om vooreerst een proef te doen nemen bij de dis tributiediensten van ’s-Gravenhage, Utrecht en Haarlem, waartoe de directeuren van deze dien sten zich bereid verklaarden. De circulaire van het Centraal Distributie kantoor, no. 22995, d.d. 26 Januari 1948, waarin was aangegeven, dat de nacontróle op de inge leverde bescheiden bij de distributiediensten geheel diende te vervallen, bepaalde voorts, dat de inontvangstneming, uitreiking en verzending van door handelaren aangeboden bescheiden volgens het zg. éénmanssysteem dienden te ge schieden. Daar uit een onderzoek was gebleken, dat invoering van deze werkwijze grote practi- sehe moeilijkheden zou opleveren, werd de vol gende methode toegepast, welke een werkver deling over meer ambtenaren inhield en waaraan tevens het voordeel was verbonden, dat met minder personeel kon worden volstaan dan bij het voorgeschreven zg. éénmanssysteem. Ook in het verslagjaar had de bevoorrading van de vissersschepen uitsluitend plaats via het bijkantoor Scheveningen van de Dienst. In totaal werden, met inbegrip van een aantal in andere havens thuis behorende schepen, be voorraad 106 loggers en 65 schokkers met een gezamenlijke bemanning van 1837 koppen, waarvoor, naar gelang de duur van het verblijf buitengaats, 2 583 maal een verstrekking werd uitgereikt. Door de slechte visvangst in het be gin van het jaar en als gevolg daarvan een langer verblijf op zee, was laatstgenoemd cijfer belangrijk minder dan dat over 1947, dat name lijk 6 223 bevoorradingen te zien gaf. Het aantal van de bemanning van deze sche pen in bewaring genomen stamkaarten be droeg 1 601. gen, aangezien van 12 Mei 1948 af, behalve voor de kleinverbruikers, ook voor de grootverbrui kers het gehele jaarrantsoen door het toewij- zingskantoor van het Rijkskolenbureau werd geadviseerd, waardoor aan een groter aantal verbruikers dan voorheen de toewijzingen ineens konden worden gegeven. Ten aanzien van de verbruikers van brand stoffen voor industriële doeleinden werd in de gebruikelijke advisering en uitreiking van toe wijzingen, welke eens per 3 maanden geschied den, geen wijziging gebracht. Aan groot- en kleinverbruikers werden, in de j vorm van coupures, onderscheidenlijk 689 940 en I 366 214 eenheden uitgegeven. Met ingang van 3 Januari 1948 werden gebak, vermicelli enz. wederom tot distributie-artikel verklaard, voor het kopen waarvan periodiek een zg. keuzebon werd aangewezen. Deze maat regel had voor de onderafdeling „Handel” een werkvermeerdering van 2 939 posten per veer tien dagen tot gevolg. Met ingang van 15 Februari werd een belang rijke wijziging gebracht in de behandeling van door handelaren ingeleverde distributiebeschei den. Voordien had, vóór verzending der beschei den naar de bijkantoren van het Centraal Distributiekantoor, een nacontróle plaats door een afzonderlijke groep van 40 ambtenaren. Wel iswaar was reeds bij circulaire van het Centraal Distributiekantoor, no. 22213, d.d. 20 Maart 1947, bepaald, dat de controle van de bescheiden niet naar een later tijdstip dan dat van de inlevering mocht worden verschoven, maar uitvoering hiervan stuitte bij de distributiediensten der grote steden op ernstige bezwaren, zodat, na „Innemers”, belast met de inontvangstne ming van posten en volledige controle hierop ongeldigmakers, die de posten onmiddellijk na de behandeling door de „innemers” on geldig maakten en doorgaven aan boekers/inpakkers, die de ongeldig gemaakte posten boekten en verzendklaar maakten loketkassiers, die tegen inontvangstneming van het door de „innemer” voor aecoord verklaarde bewijs de toewijzingen uit reikten. VERSLAG VAN DE CRISIS- EN DISTRIBUTIEDIENST. Proviandering vissersschepen. Verstrekkingen t.b.v. Handel, Instellingen en Bedrijven.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1948 | | pagina 366