29 Ambacht. Het ambachtsbedrijf vertoont over het algemeen een periode van opleving, die in verscheidene decennia niet meer is gekend. De ontwikkeling van het ambacht, van welke bedrijfstak men wel eens gezegd heeft dat zij ten dode was opgeschreven, hangt ten nauwste samen met de voortschrijdende industrialisatie. Deze industriali satie is thans een van de belangrijkste levensvoorwaar den voor het floreren van het grootste gedeelte van de ambachtsbedrij ven sorteerden de gemeenten ’s-Gravenhage, Leidschen- dam, Rijswijk, Voorburg en Wassenaar; onder het bij kantoor te Delft de gemeenten Delft en Schipluiden; onder het bijkantoor te Naaldwijk de gemeenten ’s-Gra- venzande, De Lier, Monster, Naaldwijk en Wateringen. (Per 1 September 1948 werd het bijkantoor te Naald wijk opnieuw ingesteld; daarvóór ressorteerden deze gemeenten onder het bijkantoor Delft.) Bij het Bureau ’s-Gravenhage waren begin Januari 1948 ingeschreven 4 341 werkzoekende mannen en 896 werkzoekende vrouwen. Doordat de bedrijvigheid in het bouwbedrijf, de textielindustrie e.d. in de aanvang van het verslagjaar toenam, daalde het aantal inge schreven mannelijke werkzoekenden geleidelijk, om einde Juli het laagste punt te bereiken nl. 2 785. Daarna was een kentering waar te nemen en nam dit aantal weer langzaam toe. De toeneming in Augustus tot 2 971 was vooral te wijten aan het inschrijven van tientallen jonge lui, die de cursussen op de scholen hadden beëindigd en tevens aan het ongunstige zomerweer, waardoor minder drukte in hotels en restaurants heerste dan werd verwacht. In September was het aantal ingeschrevenen weer iets lager door het grote aantal arbeiders, dat werd te werk gesteld voor oogstwerkzaamheden. Na Septem ber was er een aanmerkelijke toeneming van het aantal ingeschreven mannen tengevolge van de verminderde koopkracht van het publiek, die een terugslag bij het amusementsbedrijf, de hotels, restaurants en ook bij de industrie teweeg bracht. Door toenemende concurrentie werden de werkgevers genoodzaakt zo rationeel mo gelijk te werken, zodat een belangrijk aantal minder of half geschoolde arbeidskrachten werd ontslagen. Zo liep het aantal mannelijke werkzoekenden op tot 5 064 aan het einde van het verslagjaar. Het totaal aantal in het verslagjaar geplaatste man nen bedroeg 22 512; dat der geplaatste vrouwen 7 405. Van de in totaal 26 049 aanvragen om mannelijke arbeidskrachten kon aan 18 814 (72 pCt.) worden vol daan. In de overige gevallen werd de aanvrage afge- voerd, omdat de vrager zelf arbeidskrachten had ge vonden of omdat de aanvrage werd ingetrokken. Het aantal aanvragen om vrouwelijke krachten be droeg 14 530, waaraan in 7 423 gevallen kon worden voldaan door plaatsing van ingeschrevenen. Door de afdeling Bijzondere Bemiddeling (arbeids voorziening voor onvolwaardigen) werden in totaal 820 minder validen geplaatst. Het aantal in 1948 ingevolge de Arbeidswet aan jeug dige personen uitgereikte arbeidskaarten bedroeg 7 977. Het aantal in 1948 uitgereikte loonboekjes ingevolge de Huisarbeidswet 1933 bedroeg 155. Ingevolge het Rijtijdenbesluit, uitgevaardigd op grond van de Rijtijdenwet 1936, zijn in het verslagjaar 3 767 werkboekjes voor chauffeurs afgegeven. De toenemende goederenvoorziening heeft in het verslagjaar de detailhandel voor problemen gesteld, die hij sinds 1940 niet meer heeft gekend. De belastingen en de geldsanering hebben een niet onbelangrijk deel van de geldmiddelen, die aan het eind van de oorlog aanwezig waren, opgeëist en dat juist op een tijdstip, waarin de bevoorrading ruimer begon te worden. Het gestegen prijsniveau en de noodzakelijkheid om het goederenassortiment te verruimen, stelden zware eisen aan de liquiditeit van tal van detailhandelszaken. HOOFDSTUK XI. ARBEID. Aan het verslag van het Gewestelijk Arbeidsbureau 's-Gravenhage, Prinsegracht 63, is het volgende ont leend. Onder het te ’s-Gravenhage gevestigde Bureau res- Het aantal uitgesproken faillissementen is gestegen, al heeft dit aantal nog lang niet het vooroorlogs niveau bereikt. Na de belangrijke toeneming in 1947 vertoonde het aantal faillissementen in 1948 opnieuw een - zij het kleine - stijging. Onderstaand overzicht geeft een beeld van het aantal uitgesproken faillissementen van in de Gemeente gevestigde natuurlijke en rechtspersonen over de periode van 1938 t./m. 1948. De Commissie voor de Prijzen, Prinsegracht 73, hield in het verslagjaar 107 zittingen. In totaal werden be handeld 1 347 klachten, waarvan er 634 ongegrond bleken te zijn. In 273 gevallen werd tot restitutie over gegaan en wel tot een totaal bedrag van f 7.415,59, ter wijl in 54 gevallen de rekening werd herzien, waardoor een bedrag van f 11.366,04 ten goede van klagers kwam. De Commissie ontving van de Gemeente een voor schot van f 4.000, J aar. Jaar. 1938 1939 1940 1941 1942 1943 203 200 123 85 37 32 1944 1945 1946 1947 1948 33 23 57 114 122 Arbeidswet. Huisarbeidswet. Rijtijdenwet. Detailhandel. Arbeidsbemiddeling. Faillissementen. Aantal uitgesproken Aantal uitgesproken faillissementen. faillissementen.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1948 | | pagina 38