IH9I
1
ALGEMENE BESCHOUWINGEN BETREFFENDE
DE DRIE INSTELLINGEN GEZAMENLIJK.
GEMEENTELIJKE HYPOTHEEKBANK, NOODHYPOTHEKENFONDS
EN RIJKSHYPOTHEKENFONDS VAN 'S-GRAVENHAGE.
VERSLAG OVER HET JAAR 1948.
11
In de algemene beschouwingen van het ver
slag over 1947 werd reeds medegedeeld, dat het
bij de Gemeentelijke Hypotheekbank in beheer
zijnde Noodhypothekenfonds zou worden inge-
sehakeld voor het verstrekken van tweede
hypotheken op grond van de bepalingen van de
„Financieringsregeling Woningbouw 1947”.
Krachtens deze regeling konden uiteraard
onder bepaalde voorwaarden van Rijkswege
bij de aanbouw van woningen ten behoeve van
de eigenaren jaarlijkse bijdragen worden toe
gekend op basis van de zg. onrendabele bouw
kosten, terwijl, indien niet op andere wijze in
de benodigde middelen kon worden voorzien, het
Rijk aan de getmeenten voorschotten kon ver
strekken voor het verlenen van geldleningen
onder tweede hypothecair verband. Deze geld
leningen konden ten hoogste 15 pCt. bedragen
van de door de Minister van Wederopbouw en
Volkshuisvesting vast te stellen stichtings-
kosten; hierbij mochten de eerste en tweede
hypotheek te zamen niet meer bedragen dan
85 pCt. dier stichtingskosten. Bedoelde hypo
theken konden eerst worden verstrekt na vol
tooiing van de bouw.
De „Financieringsregeling Woningbouw 1947”
werd in de loop van het jaar vervangen door
de „Financieringsregeling Woningbouw 1948”
(Nederlandse Staatscourant van 1 Juli 1948,
no. 126).
Hoewel deze nieuwe regeling op vele punten
wijzigingen bracht, zijn vorm en systeem der
)ude regeling gehandhaafd.
Wat het verstrekken van leningen onder
weede hypothecair verband betreft, is het door
le nieuwe regeling (art. 27) voor de Gemeente
>ok mogelijk geworden om deze geldleningen te
verstrekken zonder dat haar hiervoor door het
lijk voorschotten worden verleend, maar waar-
>ij het Rijk onder bepaalde voorwaarden bereid
s voor 9/10 deel te nemen in eventueel uit deze
eningen door de Gemeente te lijden verliezen.
Het is gebleken, dat van Rijkswege aan deze
nethode, welke voor de Gemeente geen groter
isico met zich brengt, terwijl de behandeling
tiinder administratieve werkzaamheden vereist,
e voorkeur wordt gegeven. Voor de Gemeente
)estond er alleszins aanleiding in het vervolg
an deze mogelijkheid gebruik te maken.
In de loop van het jaar werden 7 (voorlopige)
aanvragen om een tweede hypotheek krachtens
bovengenoemde regeling ingediend. Aangezien
de bouw der huizen op 31 December nog niet
voltooid was, kwamen dit jaar geen leningen
tot stand.
Behalve de bemoeiingen in zake de hiervoor
bedoelde aanvragen in verband met de „Finan
cieringsregeling Woningbouw 1947” (1948) bleef
de werking van de drie hypotheekinstellingen
in hoofdzaak beperkt tot overneming en voort
zetting van bestaande leningen. Behalve deze
posten werden 6 nieuwe leningen en 4 ver
hogingen van bestaande leningen toegestaan.
Van deze laatste werd één post door aanvrager
ingetrokken. De totale omzet bedroeg rond
f 2.147.500,verdeeld over 80 posten (v.j.
f 1.687.900,— over 88 posten). Gesloten werden
11 (v.j. 8) leningen tot een totaal bedrag van
f 362.800,— (v.j. f 147.650,—). De aflossingen
bedroegen in totaal rond f 912.400,(v.j.
f 541.400,waarin begrepen de algehele aflos
sing van 48 (v.j. 29) leningen te zamen bedra
gende rond f 832.400,(v.j. f 420.300,Het
totaal der 324 (v.j. 361) uitstaande hypotheken
bedroeg op 31 December rond f 6.640.000,(v.j.
f 7.189.600,dit is f 549.600,— minder dan een
jaar te voren.
De betalingen van rente en aflossing hadden
met uitzondering van de sedert jaren nood
lijdende posten in het algemeen een vlot ver
loop. In enkele uitzonderingsgevallen werd
opschorting van de periodieke aflossing toe
gestaan.
Tot executie van onderpanden werd in het
verslagjaar niet overgegaan.
Eén der bij de Bank in exploitatie zijnde
onderpanden werd door de eigenaar verkocht.
De opbrengst was voldoende om de hypothecaire
schuld ten behoeve van de Gemeente te voldoen,
zodat op deze post geen verlies werd geleden.
Voor zover mogelijk werd voortgegaan met
het uitvoeren van onderhoudswerken (voor
namelijk verfwerk) aan de bij de Bank in
beheer zijnde onderpanden. Hoewel huurschade
door leegstaan of wanbetaling vrijwel niet werd
geleden, waren de exploitatie-uitkomsten van
de in beheer zijnde panden, in verband met de
hoge lasten en de te lage huren, niet bijzonder
gunstig. Het onderhoud werd evenals in
vorige jaren uitgevoerd door de Dienst van
Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting.
Op de staat van onderhoud der verdere onder-
BIJLAGE 3 1
ij