35
4
Valide ondersteunden.
Met verwijzing naar het verslag over 1947,
waarin uitvoerig aandacht werd besteed aan de
ten opzichte van straatventers en marktkoop
lieden getroffen regelingen, moge hier opnieuw
tot uiting worden gebracht, dat de ervaringen
met deze regelingen opgedaan zeer gunstig zijn.
Het aantal uitgegeven ventvergunningen werd
belangrijk beperkt en deze zijn thans alleen ter
beschikking van handelaren, van wie kan wor
den verwacht, dat zij in eigen onderhoud kun
nen voorzien, ook indien af en toe de verdien
sten minder gunstig zijn. Het ingevoerde ver-
gunnings- en erkenningsstelsel draagt er voorts
in belangrijke mate toe bij de zg. beunhazen te
weren.
De bedrijfsresultaten van de „kleine zelfstan
eerste uitkeringen krachtens meergenoemde wet
aan de Dienst over te maken ter verrekening
met intussen uitgekeerde steunbedragen.
Nadat de wet in werking was getreden, heeft
de verrekening van deze, meestal met terug
werkende kracht door de Rijksverzekeringsbank
uitbetaalde, toelagen veel aandacht vereist. In
die gevallen, waarin de Rijksverzekeringsbank
een in het nadeel der ondersteunden onjuiste
berekening had toegepast, werd dit onder de
aandacht van die instelling gebracht, waarna
herziening plaats had.
In de maand Augustus maakte een groot aan
tal ondersteunde ouden van dagen een tochtje
met de „Van der Wjjck” op de Noordzee, waarbij
enige ambtenaren van de Dienst assistentie
verleenden. Uit tal van dankbetuigingen voor
de genoten tocht en de aangeboden versnaperin
gen bleek wel hoezeer een en ander door de be
jaarde passagiers op prijs werd gesteld. De toch
ten waren mogelijk gemaakt door een terzake
tussen het Gemeentebestuur en de N.V. Rederij
Koppe getroffen regeling.
Lo genten tbe woners.
Zoals in het verslag over 1947, blz. 3, reeds is
medegedeeld, werd in dat jaar de wenselijkheid
gevoeld de in logementen verblijvende onder
steunden onder te brengen in een der onder de
Dienst ressorterende Gemeentelijke Verzorgings
huizen of in de Industriële Inrichting van het
Leger des Heils, waardoor zij tevens voortaan
vielen onder de zorg van de afdeling „Verzor
ging” van de Dienst (zie ook blz. 9). Aan het
einde van 1947 waren dan ook vrijwel alle des
betreffende ondersteunden in een dezer tehuizen
ondergebracht. Ten gevolge van het heersende
tekort aan woonruimte in de tehuizen moest
evenwel in de loop van 1948 wederom tot plaat
sing van mannelijke ondersteunden in zg. goed
gekeurde logementen worden overgegaan. In
verband hiermede dienden de vroeger, in samen
werking met de Politie, de Gemeentelijke Ge
neeskundige en Gezondheidsdienst en de loge
menthouders, getroffen maatregelen opnieuw te
worden ingevoerd.
Echter bleek slechts één logementhouder be
reid de gegeven voorschriften op te volgen. Deze
samenwerking is een succes geworden. Het valt
daarom te betreuren, dat bedoelde inrichting
slechts een geringe capaciteit heeft.
Bijzondere zorg.
Gezinnen, die onder deze groep vallen, bleven
ook in het verslagjaar speciale aandacht vragen,
vooral wanneer het a-sociale gevallen betreft.
Zolang geen wettelijke maatregelen ten opzichte
van dergelijke gezinnen zijn getroffen, blijft het
overredende woord van de sociale werkers, die
met de zorg voor deze gezinnen zijn belast, het
enige middel om te trachten het geheel in goede
banen te leiden. Een vaste lijn is daarbij niet
aan te geven. Een sterk individuele behandeling
heeft plaats, want ieder geval geeft zijn eigen
moeilijkheden.
De a-sociale gevallen zijn te onderscheiden in:
a. de paupers, waarbij milieu-invloeden en ach
terlijkheid vaak een grote rol spelen;
b. de gezinnen, die door tijds- of andere om
standigheden tot a-soeiale handelingen zijn
gekomen.
De tweede groep geeft een redelijke kans tot
reclassering, indien betrokkenen overtuigd kun
nen worden van eigen tekortkomingen. De erva
ring heeft geleerd, dat regelmatige arbeid een
zegenrijke invloed uitoefent en vaak het middel
is om het gezin weer in het gareel te brengen.
Blijvend contact met dergelijke gezinnen, ook
nadat zij niet langer ondersteuning genieten, is
daarbij echter noodzakelijk.
De tot de eerste groep behorenden zijn de
meest halsstarrigen. Zij zijn er steeds op uit ten
bate van zichzelf de gemeenschap te belasten,
met afwrijzing van alles wat tot hun bestwil
getracht wordt te bereiken en zij negeren elke
gegeven opdracht, vaak op zeer geraffineerde
wijze.
In deze groep is een zeer duidelijke samen
hang van a-socialen merkbaar. Men leeft en
huwt met elkaar, wisselt van levensgezel, steeds
in hetzelfde milieu.
De jeugd moet dikwijls in bescherming wor
den genomen en door bemiddeling van Voogdij
raad en Kinderpolitie aan het milieu worden
onttrokken.
In de na-oorlogse zedenverwildering schijnt
thans enige kentering te komen. Het is te
hopen, dat het verantwoordelijkheidsbesef spoe
dig algemeen zal terugkeren; dan zal ook het
vele werk voor a-socialen meer vrucht kunnen
dragen.
VERSLAG VAN DE GEMEENTELIJKE DIENST VOOR SOCIALE BELANGEN,