35 19 XVI. ONDERZOEKAPPARAAT. Het totaal aantal door de afdeling „Centrale Inspectie en Controle” uitgebrachte rapporten Geen rekening houdende met de bij de uitbe talingen incidenteel ingehouden bedragen, werd in 1948 in totaal betaald aan periodieke uitke ringen voor levensonderhoud: Ned. oorlogsslachtoffers in 34 026 betalingen f 647.432,50, Nederlands-Indische gerepatrieerden in 13 584 betalingen f 304.493,25. Verzorging oorlogsslachtoffers. Het plaatsen in pleeggezinnen van kinderen in de leeftijd van 1621 jaar (zowel Nederlandse oorlogsslachtoffers als Nederlands-Indische ge repatrieerden) geeft nog altijd grote moeilijk heden. Aan enkele Nederlands-Indische gerepatrieer de jongelui werd een studietoelage door het Mi nisterie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap pen toegekend, zodat zij als verzorgingsgevallen konden worden afgevoerd. Voor enkele gerepa trieerde kinderen werd de bemiddeling van de Voogdijraad ingeroepen, waarna toevertrouwing volgde. Ten behoeve van enige gerepatrieerde kinde ren ontving de Dienst een delegatie van onder houdsplichtigen. Indien het bedrag voldoende bleek om de ver- zorgingskosten te bestrijden, kon de hulpverle ning vanwege de Dienst voor Sociale Belangen worden beëindigd. De op de oorlogsslachtoffers betrekking heb bende cijfers zijn vermeld in bijlagen 12 en 13 blz. 30). XV. AFWIKKELING NOODTEHUIZEN. Zoals in het verslag over 1947 werd vermeld, kon in dat jaar, wegens vertrek op 9 Augustus van het laatste gezin, het tot dat moment alleen nog in gebruik zijnde noodtehuis Wagenstraat worden gesloten. Hiermede werd het door de Dienst op 12 Mei 1946 van de Tijdelijke Gemeen telijke Dienst voor het onderbrengen van oor logsslachtoffers in Noodtehuizen overgenomen beheer over de zg. noodtehuizen (ten behoeve van door de oorlog of de bezetting dakloos ge worden personen) beëindigd en restte nog de af wikkeling van aangelegenheden, betrekking hebbende op het beheer na 11 Mei 1946. In het begin van 1948 droegen Burgemeester en Wet houders de Dienst op de verdere afdoening van aangelegenheden betreffende het beheer van vóór 12 Mei 1946, waarmede de Tijdelijke Ge meentelijke Dienst voor het onderbrengen van oorlogsslachtoffers in Noodtehuizen in liquidatie tot dan was belast. Dit had de volledige ophef fing van laatstgenoemde Dienst tot gevolg. Zij hebben de status van oorlogsslachtoffer en komen in aanmerking voor verstrekkingen van bijzondere aard. Het gaat hier hoofdzakelijk om twee groepen, t.w. zg. angstvluchtelingen, die zich na het bombardement van Rotterdam in 1940 in de Gemeente vestigden en zg. Duitse- hongervluchtelingen, d.w.z. Nederlandse gezin nen, die reeds vóór Mei 1940 in Duitsland woon den en die na de oorlog, wegens de slechte eco nomische toestanden aldaar, zich in Nederland vestigden. Teruggekeerde geëvacueerden (zg. gereëva- cueerden). Hierbij gaat het niet om periodieke uitkerin gen voor levensonderhoud, doch om tegemoet koming in de kosten van transport en opslag van meubilair, alsmede kosten van inrichting van de woning, aan degenen, die in de bezet tingsjaren naar een ander adres, in of buiten de Gemeente, waren geëvacueerd en wier status van evacué ten gevolge van vestiging in de oor spronkelijke woning of aan een ander permanent adres, een einde neemt. De behandeling van deze soort vergoedingen werd op 1 October 1948 overgenomen van de Dienst voor Maatschappelijke Zorg van het Mi nisterie van Binnenlandse Zaken (het voorma lige C.B.V.O. Algemeen. In verband met het wegvallen van de rege- ringssubsidies op bepaalde levensmiddelen en de daardoor ontstane hogere kosten voor levensom derhoud, ondergingen de steunnormen voor oor logsslachtoffers met ingang van 1 November 1948 een kleine verhoging. De normen voor ondersteuning krachtens de Armenwet werden met ingang van 1 November 1948 belangrijk verhoogd. Ten gevolge daarvan kwamen de uitkeringen aan oorlogsslachtoffers, in het bijzonder waar het alleenstaanden en zeer kleine gezinnen betrof, in tal van gevallen lager te liggen dan de steunbedragen, welke de be trokkenen in overigens gelijke omstandigheden als behoeftigen ingevolge de Armenwet zouden hebben genoten. Aangezien de Dienst ingevolge Rijksvoor- schriften gemachtigd is om in elk geval tenmin ste evenveel uit te keren als volgens de plaatse- lijke steunnormen zou geschieden, werd per 1 November 1948 in 185 gevallen de uitkering tot die normen opgetrokken, waardoor de uit keringen in totaal per week werden verhoogd met f 306,75 ofwel gemiddeld f 1,66 per partij per week. Op blz. 20 volgen enkele cijfers, welke een in druk geven van de werkzaamheden van de des betreffende afdeling in 1948. I VERSLAG VAN DE GEMEENTELIJKE DIENST VOOR SOCIALE BELANGEN. x) Centraal Bureau Verzorging Oorlogsslachtoffers.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1948 | | pagina 449