35
HUISVESTING.
XXIII.
23
van f 2.000,—, die in 1811 waren ingeschreven
op het oude Grootboek der- 3 doorlopende
schuld ten name van het gewezen Valentijns-
Gilde te dezer stede.
De renten van vermelde som waren nooit aan
gevraagd, waaruit viel af te leiden, dat de rege
ling, bedoeld in het Koninklijk Besluit van
26 Juli 1820 Nr. 74, houdende bepalingen om
trent de „liquidatie en vereveningen” der over
gebleven fondsen en verdere bezittingen van de
voormalige gilden, nooit ten opzichte van dit
fonds was tot stand gekomen.
De Gemeenteontvanger gaf in verband hier
mede het college van Burgemeester en Wethou
ders in overweging alsnog te trachten een com
missie van beheer in het leven te roepen, die
omtrent de aard van het fonds een grondig
onderzoek zou kunnen instellen. De inkomsten
zouden aldus het advies van genoemde hoofd
ambtenaar overeenkomstig de inhoud van
art. 4 van vermeld K. B. bij gebreke van recht
hebbende leden van het voormalig Gilde kunnen
strekken tot onderstand aan behoeftige stads
genoten.
Na gevoerde briefwisseling met de Directie
van de Grootboeken der Nationale Schuld heb
ben Burgemeester en Wethouders bij besluit
van 18 Maart 1887 het Burgerlijk Armbestuur,
„als geroepen tot de ondersteuning van behoef-
tigen”, benoemd tot administrateur over ge
noemd fonds.
vers en penningen”. Ook enige effecten werden
in die tijd ontvangen. Genoteerd staan o.a.:
5 Generaliteijds-obligatiën, 2 Ordinaire obliga-
tiën ten laste van het Departement Holland en
West-Friesland en een Nationale losrente ten
laste van de Bataafsche Republiek.
In 1815 werd voor het eerst een volledige
specificatie aangetroffen van de aanwezige
effecten, waarvan de herkomst evenwel slechts
ten dele kon worden vastgesteld. Deze effecten
werden in dat jaar gedeeltelijk verwisseld voor
een inschrijving in het Grootboek der Nationale
Werkelijke Schuld, gedeeltelijk voor een in
schrijving in het Grootboek der Nationale Uit
gestelde Schuld. Deze laatste inschrijvingen zijn
echter weer verwisseld voor schuldbekentenis
sen van het Amortisatie-Syndicaat en deze zijn
waarschijnlijk dit kon niet met zekerheid
worden nagegaan in de loop der jaren om
gezet in Nationale Werkelijke Schuld.
Door bovenvermelde transacties stond het
Burgerlijk Armbestuur in 1816 in het Groot
boek van de Nationale Werkelijke Schuld inge
schreven voor een bedrag van f 4.500,welk
bedrag door latere legaten e.d. successievelijk
gestegen is tot het huidige bedrag van
f 83.600,—.
Enige bijzondere legaten mogen hier vermel
ding vinden. Zo werd in 1834 een legaat van
Gijsbert Karei van Hogendorp, in 1844 een
legaat van Zijne Majesteit de Koning, Willem
Frederik Graaf van Nassau, in 1884 een van de
Wed. C. J. SchiefbaanHovius, aan wie de
herinnering nog voortleeft in de Stichting van
die naam, ontvangen.
Vermeldenswaard is voorts het feit, dat in
1844 voor de eerste maal een gesplitste le ga te
ring wordt aangetroffen ten behoeve van het
Armbestuur te ’s-Gravenhage en dat te Scheve-
ningen. Deze splitsing werd gehandhaafd tot
1868, toen bij machtiging van Gedeputeerde
Staten van Zuid-Holland van 12 Mei:
„bij gelegenheid van het aandeel in de erfstel
ling J. J. Gosseling f 1.537,- besloten werd ter
„bevordering van vereenvormigheid en regel-
„matigheid de twee onder verschillende hoofden
„in het Grootboek der Nationale 2'/2 rente
„gevende schuld ingeschreven kapitalen onder
„één hoofd van rekening te brengen ten name
„van het Burgerlijk Armbestuur van ’s-Graven-
„hage”.
Ten slotte kan het volgende nog worden mede
gedeeld. Bij schrijven van 25 October 1884 deelde
de Gemeenteontvanger aan Burgemeester en
Wethouders der Gemeente mede, dat hem geble
ken was, dat er in het Grootboek der 2’/2
Nationale Werkelijke Schuld een kapitaal stond
ingeschreven van f 700,ten name van ’s-Gra
venhage in 1815 daarop gebracht door conversie
Behalve enige interne verplaatsingen van af
delingen, was de huisvesting in de kantoorge
bouwen nagenoeg gelijk aan die in 1947.
De verbouwing en uitbreiding van het hoofd
kantoor aan de Prinsegracht, welke in 1940 zou
zijn aangevangen, kon nog steeds niet tot uit
voering worden gebracht. De werken voor deze
verbouwing zijn opgenomen in het werkplan
19481957, het zg. Urgentieplan.
Wel was het mogelijk op de zolderverdieping
van het hoofdkantoor een modern ingerichte
cantine te openen, waar de ambtenaren in de
middagpauze hun twaalfuurtje kunnen gebrui
ken. Deze ruimte wordt tevens benut voor het
houden van kleine vergaderingen en bijeenkom
sten, zoals bij jubilea enz.
Het huisvestingsprobleem kon ook in het ver
slagjaar nog niet tot oplossing komen.
De behoefte aan een doelmatig gebouw voor
de werkplaatsen voor blinden c.a., welke zijn ge
vestigd in het oude schoolgebouw Ammunitie-
haven 10, de weverij van deze afdeling is on
dergebracht in enige vertrekken van het pand
Westeinde 35a/37 wordt steeds dringender.
Helaas bestaat niet het vooruitzicht, dat voor
VERSLAG VAN DE GEMEENTELIJKE DIENST VOOR SOCIALE BELANGEN.