38
10
Wegens tekort aan personeel werd het werk
van de schoolarts voor b.l.o. in 1948 in ernstige
mate bemoeilijkt. Het werd zoveel mogelijk op
de gewone voet voortgezet, maar de controle van
de lichamelijke en psychische toestand van de
leerlingen der verschillende scholen kon niet zo
intensief zijn, als wenselijk ware. Een enkele
klacht, dat de schoolarts sommige scholen te
sporadisch bezocht, werd geuit en kan niet an
ders dan gerechtvaardigd worden genoemd. Zo
als in vorige jaren werd ook nu weer geregeld
contact onderhouden met de afdeling voor de
Geestelijke Volksgezondheid en met de nazorg
voor oud-leerlingen b.l.o. Ten behoeve van deze
nazorg werden 19 (7) leerlingen, die buitenge
wone scholen gingen verlaten, aan een eenvou
dig psychotechnisch onderzoek onderworpen,
ten einde na te gaan of hun plaatsing op een
vereenvoudigde ambaehtssehoolopleiding ver
antwoord was. In 6 (1) gevallen kon een gunstig
advies worden uitgebracht.
Op de school voor slechthorenden en spraak-
gebrekkigen had enige malen een onderzoek van
de lichamelijke toestand van leerlingen plaats.
Met de aan de school verbonden oor- en spraak-
arts werd geregeld voeling gehouden inzake de
tot de school toe te laten candidaten, bij wie in
enige gevallen ook weer een experimenteel-psy-
chologisch onderzoek werd ingesteld om door
een bepaling van de intelligentie na te gaan,
of de eandidaat voldoende van het onderwijs
zou kunnen profiteren. Het is in het algemeen
niet gewenst, dat debielen deze school bezoeken,
al is dat, wanneer bij hen de slechthorendheid of
het spraakgebrek van overwegende betekenis
zijn, niet altijd te vermijden. Ook bij enige leer
lingen van de school werd een intelligentiebepa-
ling gedaan om uit te maken, of overplaatsing
naar een debielensehool geïndiceerd was.
Besprekingen met hoofd en leerkrachten van
de school voor moeilijk opvoedbare kinderen
over de psychische toestand van de leerlingen,
waarbij adviezen inzake hun opvoeding werden
verstrekt, werden evenals vroeger op ongeregel
de tijden gehouden. Het bleek nog niet mogelijk
een vaste tijd voor dergelijke besprekingen uit
te trekken, hoewel daaraan wel grote behoefte
bestaat.
Het aantal candidaten van openbare en bij
zondere scholen, dat voor plaatsing op een de-
biejpn- of imbecielenschool was opgegeven en
dat deswege aan het daartoe ingestelde candi
datenonderzoek deelnam, was in 1948 nagenoeg
gelijk aan dat van het vorige jaar, t.w. 585 (588).
Ofschoon er dit jaar dus geen stijging meer was,
ligt het aantal candidaten toch ver boven het
niveau, dat voor (en gedurende) de bezettings
jaren gebruikelijk was. Het aantal candidaten,
dat wegens te goede intelligentie of te jeugdige
leeftijd niet tot het b.l.o. werd toegelaten ver
toonde opnieuw een stijging, het bedroeg 163 of
27,9 pOt. (123 of 21 pCt.). Het blijkt dus steeds
duidelijker, dat in de laatste jaren de hoofden
der gewone scholen gemakkelijker dan vroeger
tot het opgeven van candidaten voor het b.l.o.
komen. Daar de ergste tekorten in het onderwij
zend personeel in 1948 waren ondervangen, kan
hierin de neiging om de slechtste leerlingen
naar het b.l.o. over te hevelen, haar grond moei
lijk meer vinden. Het is dus waarschijnlijker.
spraakgebrekkig (waaronder 5 met gespleten
gehemelte). Vele ouders gaven geen gehoor aan
de oproeping om hun kind ter onderzoek te stu
ren. Vele anderen gaven geen gevolg aan het
gegeven advies, meestal zonder enige kennisge
ving.
Ook persoonlijk (meermalen herhaald) bezoek
van de schoolzuster mocht lang niet altijd baten.
Op 31 December 1948 waren ingeschreven 118
leerlingen, waarvan 70 jongens en 48 meisjes.
Hiervan waren 45 slechthorend en 73 spraakge
brekkig, waaronder 26 met gespleten gehemelte
(volgens opgaaf van het hoofd der school).
Het zoveel grotere aantal kinderen, voorname
lijk slechthorenden, dat ter onderzoek kwam,
was voornamelijk het resultaat van een bespre
king die in het voorjaar werd gehouden en
waaraan deelnamen: de Gemeentelijke inspectri-
ce van het b.l.o., het hoofd van de schoolartsen
dienst, het hoofd van de school en de oorarts.
Besproken werd, hoe het best die kinderen op
de lagere scholen bereikt konden worden, die
wegens slechthorendheid eigenlijk op de school
voor slechthorenden thuis hoorden.
De gezondheid der leerlingen was in het ver
slagjaar vrij goed. Het aantal consulten van oor
arts en schoolzuster bedroeg 13989, voor het me
rendeel behandelingen van aandoeningen van
de huid en de slijmvliezen der bovenste lucht
wegen.
Steeds groter wordt de behoefte aan moderne
gehoorapparaten als hulpmiddel bij het onder
wijs van de ernstig slechthorenden. Reeds het
bezit van een zestal van deze gehoorapparaten
zou een belangrijke aanwinst voor dit onderwijs
zijn. Ook wordt steeds weer de behoefte gevoeld
aan een audiometer voor het nauwkeurig on
derzoek van de aard en de graad der doofheid
bij de oudere slechthorende leerlingen.
Deze beide moderne hulpmiddelen zijn in het
buitenland reeds lang in gebruik en worden hier
te lande op sommige doofstommenscholen ook
reeds toegepast.
VERSLAG VAN DE GEM. GENEESKUNDIGE EN GEZONDHEIDSDIENST.
Werkzaamheden van de schoolarts voor buiten
gewoon lager onderwijs.
Candidatenonderzoek.