13 jaar bereiken, het jaarlijks verlof over dat kalenderjaar en volgende jaren met 2 werkdagen vermeerderd en derhalve op 14 werkdagen gebracht. De directeuren van de Gemeentelijke diensten en be drijven, de hoofden van de afdelingen van de Gemeente secretarie en tal van andere hoofdambtenaren hebben, op uitnodiging van Burgemeester en Wethouders, deel genomen aan een driedaagse cursus ter kennismaking met bedrijfskadertraining. Deze cursus werd gehouden in het Nederlands Instituut voor Personeelsleiding te Driebergen. In 1949 werd de behandeling voortgezet van de 16 in 1948 niet afgedane verzoeken om rechtsherstel als bedoeld in de „Wet rechtsherstel overheidspersoneel 1946”. Bovendien kwamen in 1949 bij Burgemeester en Wethouders vijf nieuwe verzoeken als vorenbedoeld binnen (exclusief Politiepersoneel). In 2 gevallen werd besloten tot wederindienstneming met toekenning van een schadeloosstelling, 4 verzoeken werden niet-ontvankelijk verklaard voor herziening van het ontslag, in 3 gevallen werd een schadeloosstelling toegekend aan niet-ontslagen personen, terwijl deze schadeloosstelling in 1 geval niet werd toegekend we gens het opzettelijk verstrekken van onjuiste inlich tingen. Eén verzoek werd ingetrokken, terwijl nog 10 aanvragen aan het einde van het jaar in behandeling waren. In totaal werd in 1949 aan het personeel aan schadeloosstelling (na aftrek van genoten inkomsten tot een bedrag van ƒ26.331,54) uitgekeerd een bedrag van ƒ6.906,87. Met ingang van 1 Maart 1949 werd de regeling inzake vergoeding voor het gebruik van het eigen rijwiel van het personeelslid ten behoeve van de dienstuitvoering herzien, waarbij de vergoedingen op lagere bedragen werden bepaald. Tot stand kwam een regeling betreffende vergoeding voor vervanging van ambtenaren in een hogere functie. In de loop van het verslagjaar werd voor de gezins leden van het Gemeentepersoneel de mogelijkheid opengesteld om zich voor rekening van de Gemeente op aanwezigheid van tuberculose te laten doorlichten. Met ingang van 1 Januari 1949 werd voor één jaar vastgesteld de „Tijdelijke Uitkeringsverordening 1949”, op grond waarvan aan personeel op arbeidsovereen komst en personeel in tijdelijke dienst na ontslag we gens inkrimping of reorganisatie van het dienstvak, een uitkering kon worden verstrekt. In het verslagjaar werd wederom buitengewoon ver lof verleend voor het deelnemen aan cursussen van de Volkshogescholen en voor het deelnemen aan het werk van jeugdorganisaties. Bij besluit van de Gemeenteraad van 11 April 1949 werden vastgesteld verordeningen tot wijziging van de „Salarisverordening 1947” en van de „Algemene Toelagenverordening 1947”. Een nieuw stelsel van uit sluitend éénjaarlijkse periodieke verhogingen werd daarbij met terugwerkende kracht tot 1 Januari 1948 ingevoerd. Met ingang van dezelfde datum werd een kleine verbetering tot stand gebracht in de bezoldiging van enkele groepen jeugdige ambtenaren beneden de leeftijd van 21 jaar en van de typisten-kantoorbedienden. De inhouding voor het bewonen van een dienst woning werd per 1 Januari 1949 meer in overeenstem ming gebracht met de lagere Rijksnormen. De kindertoelage en de aan de gehuwde of daarmede gelijk gestelde personeelsleden gegarandeerde minimum bezoldiging werd met ingang van dezelfde datum met een gering bedrag verhoogd. In aansluiting hierop besloten Burgemeester en Wet houders tot: a. enige verbetering in de lonen van de vakwerklieden b. een hergroepering van een aantal werklieden- en ambtenarenfuncties in de loon- en salaristabellen (de zg. technische herziening van de Gemeentelijke loon- en salarisregelingen). Over het dienstjaar 1949 werd op dezelfde voet als in 1947 en 1948 aan Gemeentepersoneelsleden, wier bezoldiging beneden een zekere grens bleef, een 2 pCt.- gratificatie (vacantietoeslag) verstrekt. Met terugwerkende kracht tot 1 Augustus 1948 werd aan personeelsleden, werkzaam in continu- of daar mede gelijk te stellen dienst, die door het samenvallen van een feestdag (geen Zondag) met hun roostervrije werkdag een extra verlofdag te loor zouden zien gaan, binnen 6 weken na de feestdag recht gegeven op een andere vrije dag. Met ingang van 1 Januari 1949 werd voor werklieden en werkvrouwen in persoonlijke dienst van concierges en van met conciergediensten belaste ambtenaren, die in de loop van een kalenderjaar een diensttijd van 30 In 1949 werden 46 verzoeken om herplaatsing in Gemeentedienst behandeld van ontslagen „gezuiverd” personeel en van politieke delinquenten. In 16 gevallen werd door de Zuiveringscommissie voor het personeel der gemeente ’s-Gravenhage in gunstige zin, in 30 ge vallen afwijzend geadviseerd. Door 2 personen werd hun verzoek ingetrokken, terwijl 3 verzoeken in het verslagjaar niet meer in behandeling konden worden genomen. Burgemeester en Wethouders hebben in bovenge noemde 16 gevallen, alsmede in 6 gevallen, waarvoor in 1948 reeds verzoeken waren ingekomen, overeen komstig de uitgebrachte adviezen besloten, waarop, nadat zo nodig van hogerhand verlof tot wederindienst- stelling was verleend, met 5 personen een arbeidsover eenkomst naar burgerlijk recht overeenkomstig de Positieregeling Politieke Delinquenten werd aange gaan, 1 persoon werd aangesteld in tijdelijke dienst en de namen van 4 personen werden geplaatst op de lijst van tijdelijk benoembaren bij het openbaar onderwijs in de Gemeente. In 2 gevallen werd van hogerhand verlof tot weder- indienststelling geweigerd; in 10 gevallen kon in het verslagjaar om verschillende redenen nog geen her plaatsing geschieden. Rechtsherstel Gemeentepersoneel. Zuivering van het Gemeentepersoneel.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1949 | | pagina 21