33 3 Naast deze herziening, die op 17 Januari 1949 in werking trad, moeten nog de volgende cir culaires van het Ministerie van Sociale Zaken worden vermeld. In de rondzendbrief van 5 Januari 1949, no. C. 39 S.B., is bepaald, dat de tijdelijke loonbijslag ook aan gehuwden en kostwinners beneden 23 jaar kan worden toe gekend. In de circulaire van 1 Februari 1949, no. C. 1138 S.B., werd de aandacht gevestigd op de verhoging van de kinderbijslag ingevolge de Kinderbijslagwet, welke wijzigingen ook di rect van invloed waren op de grootte van de toe te kennen uitkeringen krachtens de over- bruggingsregeling, omdat ook op deze uitke ringen, op de voet van de Kinderbijslagwet, kinderbijslag kan worden toegekend. De overige ministeriële rondzendbrieven had den alle betrekking op de gewijzigde loonnor- men of op de elk jaar opnieuw te regelen uitkering tijdens de vacantieweek in het bouw bedrijf en op de vorstverletuitkering aan niet- bouwvakarbeiders en arbeiders, werkzaam bij de Dienst Uitvoering Werken, die niet over voldoende vorstverletcoupons beschikken. Ook de sociale-bijstandsregeling onderging in het verslagjaar verscheidene wijzigingen. Zo werd bij circulaire van 29 December 1948, no. C. 12857 S.B., medegedeeld, dat de sociale- bijstandsregeling niet zou worden herzien, doch dat de in de overbruggingsregeling aange brachte wijzigingen met ingang van 17 Januari 1949 mede op de sociale-bijstandsregeling kon den worden toegepast, voorzover de regelingen gelijkluidend waren. Voorts werden de normen voor man en vrouw op f 26,en voor kostgangers en alleenwonen den op f 18,20 gebracht, terwijl de gezinsleden bijslag voor het 1ste, 2de en 3de gezinslid ge handhaafd bleef op f 2,40, doch van het 4de gezinslid af werd gebracht op f 3,-. Tevens werd in deze circulaire bepaald, dat alvorens een korting van 50 pCt. toe te passen op in komsten van inwonende gezinsleden een bedrag van f 10,— per week per gezinslid mag worden vrijgelaten, terwijl de korting van inkomsten op grond van de soeiale-verZekeringswetten en uit het zonder-pension-verhuren-van-kamers nader werd geregeld. Deze wijzigingen traden alle 17 Januari 1949 in werking. Ook de reeds bij de wijzigingen in de overbruggingsregeling vermelde rondzendbrief van 5 Januari 1949 betreffende de zg. „Joekes”-gulden was van toepassing op de sociale-bijstandsregeling. Op 1 Februari 1949 deelde de Minister van Sociale Zaken bij circulaire no. C. 1138 S.B. mede, dat de gezinsledenbijslag van het tweede gezinslid af, ingaande 1 October 1948, met f 0,24 per week werd verhoogd en derhalve werd gesteld op f 2,40 voor het eerste gezinslid, voor het tweede zigde omstandigheden, terwijl tevens aan in de praktijk gegroeide moeilijkheden tegemoet is gekomen. Bjj de herziening zijn allereerst de i begripsbepalingen nader omschreven en voor- i zover nodig aangevuld en gewijzigd (o.a. de be grippen kostganger, alleenwonende, bonafidi- teit). De categorieën personen, die in de regeling kunnen worden opgenomen, zijn uitgebreid met de politieke delinquenten, die onvoorwaardelijk i buiten vervolging zijn gesteld en ten aanzien van wie is gebleken, dat de gerezen verdenkin- I gen ongegrond zijn gebleken, en met de staat lozen, die aan dezelfde voorwaarden moeten vol- I doen als de andere niet-Nederlanders. Tevens I zijn bjj de herziening de bepalingen inzake de- I genen, die door eigen schuld of vrijwillig werk- i loos geworden zijn, nader uitgewerkt. Daarbij i is o.a. bepaald, dat zij, die zonder redelijke grond geweigerd hebben een dienstverband voor langere tijd aan te gaan, in ieder geval gedu rende de periode, dat het geweigerd verband zou hebben gelopen, niet mogen worden opge nomen; ook zijn nader uitgewerkt de bepalingen inzake de tijdsduur van de uitkering, voorna melijk betreffende de berekening van de peri oden van de uitkering bij tewerkstelling bij de Dienst Uitvoering Werken. De tot 17 Januari 1949 van kracht zijnde per centages van het ter plaatse geldende loon als basis voor de berekeningen der uitkeringen zijn meer gedifferentieerd in aansluiting aan de gewijzigde begripsbepalingen. De maxima, wel- ke per dag mogen worden uitgekeerd, zijn in het verslagjaar niet gewijzigd. Hierbij zij te vens vermeld, dat bij de herziening een mini mum is vastgesteld. Indien de overbruggings- uitkering namelijk lager is dan de uitkering, welke betrokkene krachtens de sociale-bijstands- regeling zou kunnen ontvangen, mag de over- I bruggingsuitkering met het verschil worden verhoogd, terwijl het speciale maximum in ge val van (neven-)verdiensten, dat in de oude regeling was vastgesteld per week, is aangepast aan de gewijzigde percentages. Ook zij nog ge- wezen op de bij de herziening enigszins ver anderde wijze van korting van inkomsten op grond van de sociale-verzekeringswetten, ter wijl de maximum uitkeringsduur bij ziekte naar analogie van de wijziging van de Ziekte- wet van 26 op 52 weken per kalenderjaar is gesteld. Ten slotte zij nog gewezen op de moge lijkheid, dat de na fraude of het ontbreken van rle l>onafiditeit toe te 'kennen 80 pCt. sociale- I bijstandsuitkering (deze mogelijkheid was in denude regeling reeds opengesteld, maar alleen na fraude), na van geval tot geval verkregen toestemming van de Minister van Sociale Za ken, kan worden verhoogd. VERSLAG VAN HET BUREAU VOOR WERKLOZENZORG EN PERSONEELSVOORZIENING.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1949 | | pagina 414