33
J
Werkzaamheden.
5
Ad viescommissie loonnormen.
In de samenstelling van deze commissie, in
gesteld bij besluit van Burgemeester en Wet
houders van 26 Juni 1945, kwam in het verslag
jaar de volgende wijziging. De heer H. R. Plomp,
die als secretaris van de Haagse Christelijke
Besturenbond aftrad, werd vervangen door de
nieuwe secretaris, de heer W. C. van Beek.
Laatstgenoemde heeft echter nog geen commis
sievergadering bijgewoond, aangezien in het
verslagjaar niet vergaderd w’erd. Voor vrijwel
alle bedrijfstakken zijn thans loonregelingen
vastgesteld, zodat overleg omtrent de plaatse
lijk geldende lonen, welke zouden moeten wor
den aangehouden bij de berekening van de over-
bruggingsuitkering, niet noodzakelijk bleek.
Het aantal werklozen, dat in het verslagjaar
uitkering van het Bureau ontving, was aanmer-__
kelijk groter dan in 1948. Bij vergelijking van de
cijfers blijkt, dat het aantal werklozen in het
verslagjaar ten opzichte van 1948 ongeveer ver
dubbeld is. Deze toestand heeft zich, behoudens
in de winterperioden, vrijwel het gehele jaar
door gehandhaafd. Dit ongunstige beeld moge
worden verduidelijkt aan de hand van de cijfers
van het hoogste en het laagste aantal werklozen
(exclusief vorstwerklozen), dat in beide jaren
werd bereikt. In 1948 bedroeg het hoogste aantal
1940 op 25 December en in 1949 3 379 op 31 De
cember. De laagste stand was in 1948 op 7 Au
gustus 723 en in 1949 op 27 Augustus 1589. Niet
alleen nam echter het aantal werklozen toe,
maar ook bleek, dat het aantal personen, dat
uitkering ontving krachtens de sociale-bij-
standsregeling, naarmate het werklozencijfer
terugliep, steeds meer het aantal personen, dat
overbruggingsuitkering genoot, benaderde en
zelfs enige tijd overschreed. Zij, die eenmaal
langer dan 13 weken uit het arbeidsproces zijn
uitgeschakeld, bleken derhalve moeilijker weer
aan de slag te kunnen komen.
Uiteraard heeft dit grotere aantal werklozen
het gehele jaar door meer werkzaamheden mee
gebracht. Toch geeft het verschil in aantal zg.
uitkeringgenietenden over bepaalde weken de
hoeveelheid werk, welke moet worden verzet
niet zozeer aan als wel het aantal mutaties, dat
elke week moet worden verwerkt. Wanneer men
de vergelijking van de jaren 1948 en 1949 ook op
dit gegeven maakt, blijkt dat in 1948 in totaal
22 624 mutaties moesten worden verwerkt tegen
34 019 in 1949. Over het eerste kwartaal van
beide jaren bedroeg dit aantal onderscheidenlijk
gemiddeld 581 of 36 pCt. bij 1600 uitkeringen en
712 of 28,5 pCt. bij 2 500 uitkeringen. Het gemid
delde aantal mutaties bedroeg in 1948 37,6 pCt.
bij een gemiddeld aantal uitkeringgenietenden
van 1183 en in 1949 30 pCt. bij een gemiddeld
aantal uitkeringgenietenden van 2188.
Uit deze enkele gegevens blijkt, dat bij een
lager werklozenaantal het percentage mutaties
stijgt, terwijl bij een hoger aantal het percen
tage mutaties daalt.
Uit bovenstaande korte beschouwing over het
verloop van de werkloosheid in het verslagjaar,
vergeleken met 1948, is af te leiden, dat de win
terperiode de drukste tijd voor het Bureau
vormt. Niet zozeer de seizoenwerkloosheid, welke
regelmatig het werklozencijfer doet toenemen,
maar voornamelijk de voorkomende vorstperio
den verhogen de aantallen en het is niet dan
met inspanning van alle krachten, dat het Bu
reau in staat is de aan zijn zorgen toevertrouw
de werklozen wekelijks de hun toekomende uit
kunnen door de „Plaatselijke Revisie-instantie”
schriftelijk gemotiveerde revisie-voorstellen
worden aangebracht, mits zij eerst in laatstge
noemde commissie zijn behandeld en in dit
orgaan geen overeenstemming is bereikt.
Voor de behandeling van deze gevallen is
aangewezen het Orgaan van Overleg tussen het
Ministerie van Sociale Zaken en de Raad van
Vakcentralen, waarin naast vertegenwoordi
gers van het Ministerie van Sociale Zaken, het
Rijksarbeidsbureau en de Raad van Vakcen
tralen ook een vertegenwoordiger van de Ver
eniging van Nederlandse Gemeenten zitting
heeft. Als vertegenwoordiger van laatstge
noemde vereniging is de directeur van het
Gemeentelijk Bureau voor Werklozenzorg en
Personeelsvoorziening aangewezen. Zij nog ver
meld. dat door de „Plaatselijke Revisie-instan
tie” te ’s-Gravenhage geen gevallen rechtstreeks
bij de „Centrale Revisie-instantie” aanhangig
zijn gemaakt.
Samenwerking met de verschillende
I instellingen.
Op deze plaats mag een woord van dank aan
de vele instellingen, waarmede het Bureau bij
i de uitvoering van de hem opgedragen taak in
aanraking komt, niet ontbreken. Vele zijn de
contacten, die, hetzij regelmatig, hetzij inciden-
i teel, door het Bureau zijn of worden gelegd. Het
is niet mogelijk ze alle te vermelden. Enige
daarvan zijn: het Ministerie van Sociale Zaken,
de Rijksconsulent voor Sociale Bijstand, de
i plaatselijke contactambtenaren van het Mini-
I sterie van Sociale Zaken, het Gewestelijk Ar-
beidsbureau, de vakorganisaties, voorzover aan
gesloten bij de Stichting van de Arbeid, de Ge-
i nieentelijke Dienst voor Sociale Belangen en de
Sociale Raad.
VERSLAG VAN HET BUREAU VOOR WERKLOZENZORG EN PERSONEELSVOORZIENING.
sociale-
de overbruggings- en
De uitvoering van
bijstandsregeling.