fe 35 12 Deze groep overtreft in aantal verre de andere groepen van verzorgden. Per 31 December 1949 werden in totaal 1537 verplegingbehoevende volwassenen en ouden van dagen, van wie 903 vrouwen en 634 mannen geheel of gedeeltelijk voor rekening van de Dienst verzorgd. Hierin zijn begrepen 733 personen, die op dat tijdstip in de Gemeentelijke Verzorgingshuizen verble ven; de overigen waren ondergebracht in par ticuliere verpleeghuizen, in inrichtingen niet onder eigen beheer en in gezinnen. Van de 998 als ouden van dagen gequalificeer- de personen ontvingen 908 een uitkering krach tens de Noodwet Ouderdomsvoorziening. De aanleiding tot opneming op sociale indica tie van ouden van dagen is veelal, dat men zich als gevolg van de gebreken, die de ouderdom pleegt mede te brengen, niet meer zelfstandig in de maatschappij kan handhaven. Dikwijls is ook als oorzaak aan te wijzen, dat inwoning hij kinderen op den duur tot dusdanige conflicten aanleiding geeft, dat opneming in verzorging de enige oplossing blijkt. Ook komt het voor, dat familie of buren de aandacht van de Dienst vestigen op personen, die in een zodanige staat van verwaarlozing verkeren, dat de bestaande toestand niet kan worden gehandhaafd. De ambtenaren, die deze opnemingen regelen, moeten soms veel overre- fes fc - V; 31 December 132 kinderen verzorgd. Hieronder vallen blinden, doofstommen en geestelijk en lichamelijk onvolwaardigen, alsmede kinderen, die door de medisch-opvoedkundige bureaux naar de Dienst zijn verwezen. Inrichtingen en pleeggezinnen, zowel in als buiten de stad, worden regelmatig bezocht door twee inspecterende ambtenaren, die tot taak hebben controle uit te oefenen op hygiëne, lig ging, kleding, voeding, godsdienstige opvoeding enz. Voorts worden vorderingen op school na gegaan en wordt contact met de ouders onder houden. Van hun bevindingen brengen genoem de ambtenaren periodiek rapport uit. Ter nakoming van de voorschriften der Ge meentelijke Verordening op het oprichten en het hebben van kinderbewaarplaatsen en het opne men van pleegkinderen, moet ieder kind, dat in een inrichting wordt opgenomen, worden ge keurd door de Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst; bij plaatsing in een pleegge zin moeten zowel de leden van dat gezin als de pupil zich aan geneeskundige controle onder werpen. Voorts gaat de Kinderpolitie na of het gezin in haar administratie voorkomt. Afkeu ring van een pleeggezin heeft op deze gronden nogal eens plaats. De ongehuwde aanstaande moeder, die geen behoorlijk tehuis heeft of wier verblijf zodanig is, dat zij de bevalling thuis niet kan doormaken, kan in moedertehuizen van verschillende ge zindten (St.-Anna-Stichting en de Ned.-Her- vormde inrichting Huize „Morgenlicht” te ’s-Gravenhage, Christelijke Jeugdhulp te Lei den, Moederhuis van het Leger des Heils te Bot terdam e.d.) worden opgenomen. Na afloop van de verzorgingstermijn ge woonlijk 3 maanden na de bevalling wordt onderzocht, of het kind in de inrichting dient te blijven dan wel of het elders kan worden ver zorgd. Tevens wordt vastgesteld, of de moeder in staat is het kind geheel of gedeeltelijk voor eigen rekening te (doen) verzorgen. In het verslagjaar deed zich een wel heel gun stig geval voor: een ongehuwde moeder was door het aanvaarden van extra werk, in staat de kosten voor verzorging van haar kind zelf te voldoen en bedankte voor verdere hulp van wege de Dienst. Meestal heeft de moeder aanvankelijk een moeilijke tijd door te maken. Niet zelden komt het voor, dat de ouders van het meisje de band met haar geheel verbreken, waardoor zij een ex tra morele steun van de zijde van de „Neder landse Federatie van Instellingen voor de on gehuwde Moeder en haar Kind” (F.I.O.M.) en de Dienst zeer van node heeft. Uiteindelijk slaan de meisjes zich in de meeste gevallen er goed doorheen; een opmerkelijk verschijnsel is, dat zij dikw’ijls vrij spoedig een goed huwelijk slui ten. Recidive behoort tot de uitzonderingen. Op 31 December 1949 waren 60 kinderen van ongehuwde moeders voor rekening van de Dienst in verzorging. Per 31 December 1949 waren in totaal 517 kin deren in verzorging. Hieronder zijn begrepen 385 gevallen op sociale indicatie, o.a. wegens verpleging van een of beide ouders 110, wegens scheiding der ouders 52, wegens overlijden van een of beide ouders 104 en wegens gebrek aan huisvesting 60 kinderen. De noodzaak tot opneming van deze 60 kin deren is hoofdzakelijk een gevolg van het feit, dat de ouders (bijv, als politieke delinquenten) nog steeds niet in staat zijn geweest een zodanig onderdak te vinden, dat zij het verband van het gezin konden herstellen. In deze gevallen neemt de Dienst contact op met het Gemeentelijk Bu reau voor de Huisvesting óm tot een afdoende oplossing te geraken. Op medisch advies van de Gemeentelijke Ge neeskundige en Gezondheidsdienst werden op EK- ouden 4 3. Verplegingbehoevende volwassenen en van dagen. *-■> r VI. VERZORGING. 1. De ongehuwde moeder en haar kind. 2. Zuigelingen, kleuters en grotere kinderen. VERSLAG VAN DE GEMEENTELIJKE DIENST VOOR SOCIALE BELANGEN.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1949 | | pagina 443