L 35 24 i toe te passen, dat, alvorens de bijdragen worden vastgesteld, het inkomen der onderhoudsplichti gen eventueel met de toe te kennen loonsver- meerdering wordt verminderd. Hierdoor wordt voorkomen, dat deze loonsverhoging automa tisch een verhoging der verschuldigde bijdrage tot gevolg zou hebben. Hoewel de verplichte, vrijwillige en aanvul lende verzekeringen tegen de kosten van zieken huis- en sanatoriumverpleging een niet onbe langrijke uitbreiding hebben ondergaan, blijven er door verschillende oorzaken toch nog onverze kerde patiënten. In het verslagjaar werd overgegaan tot het instellen van een oproepingssysteem voor de ge zinshoofden of familieleden, die aansprakelijk zijn voor de kosten van ter verpleging opgeno men niet-verzekerde patiënten. Dit oproepings systeem gaf vele aspecten. Uit het onderhoud met de opgeroepenen bleek bij voorbeeld, dat de verpleging binnen korte tijd beëindigd zou wor den en men voor deze ziekenhuiskosten geen on derzoek wenste naar de financiële omstandig heden van andere alimentatieplichtigen. Men bood aan de volledige kosten te voldoen en aan vaardde daarmede het risico van niet-verzekerd te zijn. In vele gevallen werden de verschuldigde kosten terstond voldaan of werd enig respijt ge vraagd om de gelden te deponeren. Ook kwam het voor, dat op betaling der kosten was gere kend en het vanzelfsprekend werd gevonden on middellijk met de voldoening daarvan een aan vang te maken. Dikwijls betaalde men dan een zekere termijn vooruit om na afloop daarvan en bij voortzetting der verpleging periodiek het verschuldigde te voldoen. Daar staat tegenover, dat zich ook gevallen voordoen, waarin de be trokkenen, hoewel financieel daartoe in staat, zich niet verzekerd hebben, maar de opvatting huldigen, dat als verpleging noodzakelijk is, men wel zal afwachten wat beslist wordt. Voorts zijn er die zich om principiële redenen niet laten verzekeren en bereid zijn de consequenties daar van te aanvaarden. En ten slotte worden ook hier weer de onverschilligen gevonden, die aan de oproeping geen gehoor geven. Het oproepingssysteem heeft tot gevolg ge had, dat in 1949 onmiddellijk of enige tijd na het onderhoud ten kantore van de Dienst in totaal een bedrag van f 47.793,63 werd voldaan. Blijkt uit het onderhoud met niet-verzeker- den, dat er van restitutie der verpleegkosten niets kan komen, dan wordt aan het onderzoe- kingsapparaat van de Dienst verzocht het ge bruikelijke rapport uit te brengen, na ontvangst waarvan eventueel de bijdragen worden vastge steld. De op deze wijze bij de Dienst Ontvangen gelden aan restituties of bijdragen zijn in ge noemd bedrag niet begrepen. Niet onvermeld mag blijven, dat personen, die tegen een opgelegde bijdrage komen reclameren en van wie zou kunnen worden verwacht, dat zij overwegende bezwaren tegen betaling zou den aanvoeren, niet allen onwillig blijken te zijn. Na een onderhoud met een der betrokken amb tenaren werden in verschillende gevallen verder geen bedenkingen tegen de opgelegde bijdragen geopperd. Op 1 October 1949 werd een reorganisatie in de taakverdeling ingevoerd. Deze hield o.m. in, dat er van die datum af 4 ambtenaren uitslui tend met het zg. herzieningswerk zijn belast. Deze ambtenaren hebben tot taak na te gaan of een in eerste instantie vastgestelde bijdrage of een destijds genomen beslissing van on verin o- gend-zijn na een bepaalde tijdsduur nog dient te worden gehandhaafd, m.a.w. of de financiële toestand van de alimentatieplichtige(n) zich na dien heeft gewijzigd, waardoor een andere be slissing redelijk is te achten. De in het verslag over 1948 vermelde nieuwe regeling ten opzichte van ingekomen bezwaar schriften blijft voldoen. In 1949 werden 2 885 oproepingen verzonden, waaraan in 1 961 geval len werd gevolg gegeven. In verband met verschuldigde bijdragen in de kosten van ondersteuning, verzorging en ver pleging, restitutie van onrechtmatig, teveel of bij wijze van voorschot genoten onderstand en terugbetaling van andere voorschotten, werden in het verslagjaar op de ongeveer 35 600 (34 000) debiteuren van de Dienst 205500 (180 000) kwi tanties vervaardigd en in de administratie ver werkt. Daarvan werd een bedrag van ongeveer f 677.800,— (f 618.000,—) geïncasseerd. Als een der oorzaken van de stijging van de vorderingen is aan te wijzen het belangrijk gro tere aantal verstrekkingen bij wijze van voor schot dan in 1948 (waarmee het aantal kwitan ties gelijke tred hield) als gevolg van het weg vallen van het Consumentencrediet. Voor de bovenvermelde bijdragen of restitu ties, die per giro of bankstorting werden ont vangen, worden geen kwitanties afgegeven. Op deze wijze werd een bedrag van f 2.434.000,— (f 1.500.000,ontvangen. In dit bedrag zijn begrepen de ontvangsten in verband met uit- VERSLAG VAN DE GEMEENTELIJKE DIENST VOOR SOCIALE BELANGEN. 1) In vergelijking met de tussen haakjes geplaatste getallen die op 1948 betrekking hebben, dient met het volgende rekenin# te worden gehouden De vermeerdering in 1949 van het aantal kwitanties vond in de eerste plaats haar oorzaak in de verho ging van de uitkeringen krachtens de Noodwet Ouderdomsvoor ziening (met 3 500 voorlopige kwitanties). Bovendien is.de hoeveelheid kwitanties opgelopen door verandering in de wvze van incasseren. Het enige ja ren geleden ingevoerde wekelijkse en het twee-, vier- of vijfwekelykse incassosysteem werd, mede ten gevolge van het mechanisch vervaardigen van de kwitanties (in het verslagjaar werd de mechanische vervaardiging tot alle kwitanties uitgebreid), teruggebracht tot wekelijkse of maanoe- lljkse incasso. Voorts werden in het verslagjaar in afwijking va» vorige jaren de door de afdeling „Werkplaatsen voor Blinden c.a.” uitgeschreven kwitanties in verband ipet reparaties, lot ringen, é.d. door, de afdeling „Centrale Incasso” geïncasseerd Van invloed op hét aantal was ook het feit, dat, ten gevolge van het verlenen van noodhuisvesting aan daklozen de zg. m-; zettingsgevallen wekelijks over de door de betrokkenen ver schuldigde inkwartieringsgelden diende te worden beschikt.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1949 | | pagina 455