artikel 13 van de Warenwet;
1
KEURINGSDIENST VAN WAREN VOOR HET GEBIED 'S-GRAVENHAGE.
VERSLAG OVER HET JAAR 1950.
Het gebouw wordt behoorlijk onderhouden en
bevindt zich in goede staat.
Het instrumentarium werd door geregelde aanvulling
op peil gehouden.
Op 31 December 1950 telde de Dienst 36 personeels
leden. Aan de Dienst waren verbonden: 1 directeur,
1 adjunct-directeur, 1 scheikundige A, 6 keurmeesters B,
ALGEMEEN OVERZICHT.
In het verslagjaar is afgekondigd de Wet op de econo
mische delicten, waardoor belangrijke veranderingen
worden teweeg gebracht in de wijze waarop strafver
volgingen worden afgehandeld. Zodra deze wet van
kracht is verklaard voor de overtredingen van voor
schriften ingevolge de Warenwet, worden deze be
schouwd als economische delicten en zullen straf
vervolgingen voortkomende uit deze overtredingen
moeten worden ingezonden bij de Officier van Justitie,
terwijl de berechting geschiedt door de Rechter in
plaats van de Kantonrechter. De maxima der hoofd
straffen en der bijkomende straffen zijn belangrijk
hoger dan de bij de Warenwet tot nu toe gestelde
grenzen.
Voedingsmiddelen en grondstoffen voor de bereiding
daarvan waren in het verslagjaar vrij en overvloedig
verkrijgbaar. Het was dan ook te verwachten, dat
overtredingen die verband houden met schaarste
verder zouden afnemen. Werden bijv, over 1949
voor overtredingen van het Broodbesluit en het Vlees-
en Vleeswarenbesluit in totaal 122 strafvervolgingen
ingesteld, over 1950 daalde dit aantal tot 72, waarbij
in de aangelegde normen geen verandering werd aan
gebracht.
5 keurmeesters A, 4 analisten C, 3 analisten B, 4 ana
listen A, 1 amanuensis, 1 laboratoriumbediende, 1
bureauchef B, 1 boekhouder B, 1 administratief
ambtenaar A, 2 schrijvers, 1 typiste-kantoorbediende,
2 werkvrouwen voor het schoonhouden van het gebouw
en 1 werkvrouw, die belast is met het spoelen van glas
werk.
Na gedurende ruim 32 jaren aan de Dienst werkzaam
te zijn geweest, werd aan H. J. Dol, analist C, met
ingang van 1 Januari 1951 om gezondheidsredenen
eervol ontslag verleend. Voor de ijver en plichtsbe
trachting, waarmede deze ambtenaar gedurende zijn
diensttijd zijn taak heeft vervuld, werd hem de bronzen
legpenning der gemeente ’s-Gravenhage toegekend.
In de vacature ontstaan door de benoeming tot
adjunct-directeur van Drs J. G. Erdbrink, tot 1 Januari
1950 scheikundige B bij de Dienst, werd met ingang
van 1 Mei 1950 voorzien door de aanstelling van
mej. Dra Th. A. de Vries in de rang van scheikundige A.
Ter vervanging van de per 1 Juli 1950 ontslagen
schrijver mej. J. Witteboon, werd met ingang van
dezelfde dag G. B. Blankers, eveneens in de rang van
schrijver, aangesteld.
Aan het onderzoek in het laboratorium hebben 6
volontairs medegewerkt, van wie 3 het diploma van
analist 2de gedeelte, ingesteld door de Nederlandse
Chemische Vereniging, verwierven.
Het aantal ziektedagen van het personeel was zeer
hoog, nl. 893.
BIJLAGE 11
In het jaar 1950 zijn de volgende wetswijzigingen en
besluiten afgekondigd:
Wet van 22 Juni 1950, no. K 258 (Wet op de econo
mische delicten);
Wet van 19 Juli 1950, no. K 299, tot wijziging van
artikel 13 van de Warenwet;
K.B. van 16 Augustus 1950, no. K 358, tot wijziging
van het Visbesluit;
K.B. van 17 Augustus 1950, no. K 361, tot wijziging
van het Koffie- en Theebesluit;
K.B. van 17 Augustus 1950, no. K 362, tot wijziging
van het Peulvruchtenbesluit;
K.B. van 6 September 1950, no. 23, het verlenen van
toestemming tot het toevoegen aan de voorgeschreven
benaming van room en vloeibare melkproducten van
de bijzondere aanduiding: „een gehofiriseerd-Usano-
product, ziektekiemvrij”, onder voorwaarden;
K.B. van 28 September 1950, tot intrekking van het
Modelmelkbesluit
K.B. van 14 December 1950, No. K 578, tot wijziging
van het Broodbesluit.
Het keuringsgebied ’s-Gravenhage omvat 31 ge
meenten, waarvan het aantal inwoners op 1 Januari
1950 bedroeg 883 040.
Na ontvangst van een brief van het Ministerie van
Sociale Zaken van 2 Juni 1950, No. 482 D/doss. 53,
Afd. Volksgezondheid, waarin werd medegedeeld, dat
de aanslagen in de heffingen op grond van de Warenwet
(S. 1935, No. 793) over 1949 nog volgens het bestaande
tarief konden geschieden, werd onverwijld met de ver
zending van deze aanslagen een aanvang gemaakt. De
heffing werd geheven van 8 564 bedrijven, tot een bruto
bedrag van 47.376,50.
Daar de herziening van het Heffingsbesluit in aan
sluiting aan de Wet van 19 Juli 1950 (S. no. K 299),
waarbij het recht met ingang van 1950 wordt verhoogd,
op 31 December 1950 nog niet was afgekomen, kon
met het gereed maken van de aanslagen voor het
heffingsjaar 1950 nog niet worden begonnen.
Gebouw en inventaris.
Personeel.
Uitvoeringsbesluiten Warenwet.
Keuringsgebied en heffingen van het recht, bedoeld
in art. 13 Warenwet.