17
I
10
n
In het vorige jaarverslag werd er op gewezen, dat de
taak van de Gemeente met betrekking tot de finan
ciering van de herbouw zelfstandiger en meer omvat
tend was geworden.
In het begin van het verslagjaar (9 Februari 1950)
werd het ontwerp van Wet op de Materiële Oorlogs
schaden tot Wet verheven, welke op 24 Februari 1950
in werking trad. Als gevolg van deze inwerkingtreding
kwam de vóór die datum geldende financierings-
regeling te vervallen. Een gewijzigde maar nog altijd
voorlopige regeling verving de oude. Zij bleef nog
„voorlopig”, omdat de Minister van Financiën gedu
rende 1950 geen definitieve richtlijnen uitvaardigde,
bedoeld in artikel 71, lid 4, van de Wet.
De ontstentenis van definitieve richtlijnen veroor
zaakte moeilijkheden. Herhaaldelijk wijzigde in het
verslagjaar het standpunt van het Ministerie van
Wederopbouw en Volkshuisvesting.
Een en ander leidde er toe, dat veel tijd voor be
sprekingen met de oorlogsgetroffenen of hun gevol
machtigden moest worden gereserveerd.
Het verstrekken van inlichtingen in het algemeen
aan geïnteresseerden nam allengs toe.
Een kemplan bedoeld in artikel 71, lid 2, van de
Wet Materiële Oorlogsschaden, alsmede de financie-
ringsregeling voor de kemplangevallen is in het ver
slagjaar niet tot stand gekomen.
Niettegenstaande alle remmende factoren konden
in 1950 voor 93 gevallen financieringsvoorstellen naar
het Departement worden gezonden.
in 1950 30
in 1950 386
in 1950 416
op woningen met een maximum-inhoud van 260 m3
voor een ééngezinshuis en 240 m3 voor een étage-
woning.
De premie hiervoor zou 60 pCt. bedragen van de
overeenkomstig de Premieregeling Woningbouw 1950
berekende premie.
Van de met Financieringsregeling Woningbouw
1947 en 1948 gefinancierde woningen, kwamen in
1950 341 ééngezinswoningen en 489 étagewoningen
gereed. In 1949 waren deze aantallen respectievelijk
250 en 160.
Voor de Premieregeling Woningbouw 1950 werden
15 aanvragen ingediend, waarvan 6 gegadigden voor
eifpachtsgrond en 9 voor grond in eigendom.
Deze aanvragen hadden betrekking op de bouw van
10 ééngezinshuizen en 143 étagewoningen.
Voor de „Verminderde Premieregeling Woning
bouw 1950” werden 5 aanvragen ingediend, waarvan
1 gegadigde voor erfpachtsgrond en 4 voor grond in
eigendom. Deze aanvragen hadden betrekking op de
bouw van 11 ééngezinshuizen en 87 étagewoningen.
Vergelijkt men het aantal woningen waarvoor in
1950 aanvragen werden ingediend met dat van 1949,
dan is een aanzienlijke teruggang te constateren.
Ééngezinshuizen
Étagewoningen
Totaal
in 1949 386
in 1949 2.793
in 1949 3.179
riaatsgronden” omvattende het hele gebied Sportlaan-
Stadhoudersplein - Zorgvliet waarover de gemeente
eind 1950 nog geen beschikking had gekregen en het
wijzigen der bestemmingen in de plannen.
De bovengenoemde factoren belemmerden de af
wikkeling van overheidswege, terwijl de beslissing van
de gegadigden werd bemoeilijkt door het feit dat de
meeste getroffenen ééngezinshuizen bezaten, terwijl
de plannen bijna uitsluitend étagewoningen aangaven.
Dit is in verband met de departementale interpretatie
van artikel 71 sub 7a van de Wet op de Materiële
Oorlogsschaden een zeer ernstige belemmering, ter
wijl ook de stijgende bouwkosten remmend werkten.
Toch werden in October 1950 de eerste herver-
kavelingsresultaten aan Burgemeester en Wethouders
aangeboden. Het betrof de Valeriusstraat, de Stad-
houderslaan en de volledige plannen Van Bleiswijk-
straat en Bezuidenhout A.
Tussen de enquêtedatum en het voorstel tot toewij
zing (en tegelijkertijd van het Gemeentelijk Bouw- en
Woningtoezicht tot bouwvergunning) verloopt even
wel nog zoveel tijd tengevolge van de bovengenoemde
omstandigheden (benevens de vele maanden tijdvor-
derende financieringsvoorstellen), dat de gegadigden
zich heel vaak nog weer terugtrekken, maar toch is
hierdoor bereikt, dat alle gedupeerden een kans werd
of zal worden geboden in de wederopbouw- of ver-
vangingsgebieden met herbouwfaciliteiten weer een
pand te stichten.
De resterende woningblokken en in het algemeen
alle overige bouwblokken, worden na de vorenom-
schreven werkzaamheden voor derden bestemd.
De Financieringsregeling Woningbouw 1948 werd
per 1 September 1949 zodanig gewijzigd, dat de
maximum-inhoud per woning werd teruggebracht tot
375 m3 voor een ééngezinshuis en 325 m3 voor een
étage woning.
Voor beide categorieën werden in de loop van het
verslagjaar aanvragen ingediend.
Slechts 6 daarvan kwamen in aanmerking voor op
neming in het woningcontingent. Deze aanvragen had
den betrekking op 9 ééngezinshuizen en 206 étage
woningen.
De overige aanvragen konden slechts in aanmer
king komen voor de nieuwe rijkssteun, welke bij
ministeriële beschikking van 3 Juni 1950 werd inge
steld. (Premieregeling Woningbouw 1950.) Ook bij
deze regeling bleef de maximum-inhoud 375 m3 voor
een ééngezinshuis en 325 m3 voor een étagewoning.
In plaats echter van een jaarlijkse bijdrage en een uit
kering na 10 jaar werd hierbij een premie verstrekt
in hoofdzaak gebaseerd op het aantal slaapplaatsen,
volgens bepaalde normen vast te stellen. Gelijkertijd
werd de zogenaamde „Verminderde Premieregeling
Woningbouw 1950” ingesteld, betrekking hebbende
VERSLAG GEMEENTELIJK GRONDBEDRIJF.
Herbouwfinanciering.
B. Financiële steun voor bouw van nieuwe
woningen (en kleine bedrijfsruimten) door
particulieren.